Dutch
Detailed Translations for consigneren from Dutch to Swedish
consigneren:
-
consigneren (in consignatie zenden)
-
consigneren (ter bewaring geven)
Conjugations for consigneren:
o.t.t.
- consigneer
- consigneert
- consigneert
- consigneren
- consigneren
- consigneren
o.v.t.
- consigneerde
- consigneerde
- consigneerde
- consigneerden
- consigneerden
- consigneerden
v.t.t.
- heb geconsigneerd
- hebt geconsigneerd
- heeft geconsigneerd
- hebben geconsigneerd
- hebben geconsigneerd
- hebben geconsigneerd
v.v.t.
- had geconsigneerd
- had geconsigneerd
- had geconsigneerd
- hadden geconsigneerd
- hadden geconsigneerd
- hadden geconsigneerd
o.t.t.t.
- zal consigneren
- zult consigneren
- zal consigneren
- zullen consigneren
- zullen consigneren
- zullen consigneren
o.v.t.t.
- zou consigneren
- zou consigneren
- zou consigneren
- zouden consigneren
- zouden consigneren
- zouden consigneren
diversen
- consigneer!
- consigneert!
- geconsigneerd
- consignerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for consigneren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
överlämna | afdracht; inlevering | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
anförtro | consigneren; in consignatie zenden | toevertrouwen |
ge i konsignation | consigneren; ter bewaring geven | |
överlämna | consigneren; in consignatie zenden | aangeven; aanreiken; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; geven; overgeven; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toesteken |