Dutch
Detailed Translations for dagvaarden from Dutch to Swedish
dagvaarden:
-
dagvaarden
kalla; stämma; ålägga att inställa sig-
ålägga att inställa sig verb (ålägger att inställa sig, ålade att inställa mig, ålagt att inställa sig)
Conjugations for dagvaarden:
o.t.t.
- dagvaard
- dagvaardt
- dagvaardt
- dagvaarden
- dagvaarden
- dagvaarden
o.v.t.
- dagvaardde
- dagvaardde
- dagvaardde
- dagvaardden
- dagvaardden
- dagvaardden
v.t.t.
- heb gedagvaard
- hebt gedagvaard
- heeft gedagvaard
- hebben gedagvaard
- hebben gedagvaard
- hebben gedagvaard
v.v.t.
- had gedagvaard
- had gedagvaard
- had gedagvaard
- hadden gedagvaard
- hadden gedagvaard
- hadden gedagvaard
o.t.t.t.
- zal dagvaarden
- zult dagvaarden
- zal dagvaarden
- zullen dagvaarden
- zullen dagvaarden
- zullen dagvaarden
o.v.t.t.
- zou dagvaarden
- zou dagvaarden
- zou dagvaarden
- zouden dagvaarden
- zouden dagvaarden
- zouden dagvaarden
en verder
- ben gedagvaard
- bent gedagvaard
- is gedagvaard
- zijn gedagvaard
- zijn gedagvaard
- zijn gedagvaard
diversen
- dagvaard!
- dagvaardt!
- gedagvaard
- dagvaardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dagvaarden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
stämma | stem | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
kalla | dagvaarden | benoemen; bestempelen; betitelen; een naam geven; noemen; roepen; vernoemen |
stämma | dagvaarden | correct zijn; kloppen |
ålägga att inställa sig | dagvaarden |