Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- dragen:
-
Wiktionary:
- dragen → bära, inneha, frambringa, stödja, stötta, ha på sig, behålla, förvara, konservera
Dutch
Detailed Translations for dragen from Dutch to Swedish
dragen:
Conjugations for dragen:
o.t.t.
- draag
- draagt
- draagt
- dragen
- dragen
- dragen
o.v.t.
- droeg
- droeg
- droeg
- droegen
- droegen
- droegen
v.t.t.
- heb gedragen
- hebt gedragen
- heeft gedragen
- hebben gedragen
- hebben gedragen
- hebben gedragen
v.v.t.
- had gedragen
- had gedragen
- had gedragen
- hadden gedragen
- hadden gedragen
- hadden gedragen
o.t.t.t.
- zal dragen
- zult dragen
- zal dragen
- zullen dragen
- zullen dragen
- zullen dragen
o.v.t.t.
- zou dragen
- zou dragen
- zou dragen
- zouden dragen
- zouden dragen
- zouden dragen
en verder
- ben gedragen
- bent gedragen
- is gedragen
- zijn gedragen
- zijn gedragen
- zijn gedragen
diversen
- draag!
- draagt!
- gedragen
- dragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dragen:
Related Definitions for "dragen":
Wiktionary Translations for dragen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• dragen | → bära | ↔ bear — carry |
• dragen | → bära; inneha | ↔ bear — be equipped with |
• dragen | → bära; frambringa | ↔ bear — produce |
• dragen | → bära | ↔ carry — to transport by lifting |
• dragen | → stödja; stötta | ↔ underpin — To give support to |
• dragen | → bära; ha på sig | ↔ wear — to have on (clothes) |
• dragen | → bära | ↔ tragen — etwas mit den Armen oder auf dem Rücken von einem Ort zu einem anderen Ort transportieren |
• dragen | → bära | ↔ tragen — Kleidung oder Schmuck am Körper haben |
• dragen | → stödja | ↔ appuyer — placer contre quelque chose. |
• dragen | → behålla; förvara; konservera | ↔ maintenir — tenir ferme et fixe. |