Dutch

Detailed Translations for eis from Dutch to Swedish

eis:

eis [de ~ (m)] nomen

  1. de eis (vraag; vordering)
  2. de eis (vordering; claim)
  3. de eis (voorwaarde; conditie; vereiste)
    villkor; antagande
  4. de eis (rechtsvordering)
  5. de eis (voorwaarde; conditie; criterium; )
    villkor; kriterium

Translation Matrix for eis:

NounRelated TranslationsOther Translations
anspråk eis; vordering; vraag aanspraken; claim; opvragen; opvraging; pretentie
antagande conditie; eis; vereiste; voorwaarde onderstelling; poneren; stellen; toe-eigening; veronderstelling; voorgevoel
förfrågan eis; vordering; vraag aanvraag; navraag
kriterium beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; voorwaarde maatstaf; toetssteen
kräver claim; eis; vordering
laga rätt eis; rechtsvordering
villkor beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; vereiste; voorwaarde beding; besnaring; condities; voorwaarde; voorwaarden
- voorwaarde

Related Words for "eis":


Synonyms for "eis":


Related Definitions for "eis":

  1. wat je beslist wilt dat er gebeurt1
    • het is een eis voor het examen dat je dit papier inlevert1

Wiktionary Translations for eis:


Cross Translation:
FromToVia
eis anspråk Anspruch — berechtigte Forderung an etwas oder jemanden: Forderung, Erwartung
eis fordring; krav Anforderung — Eigenschaft, Fähigkeit, die zur Bewältigung bestimmter Aufgaben vorhanden sein müssen
eis fordran exigencecaractère ou prétention de celui qui exiger, qui se montre exigeant.

eisen:

eisen verb (eis, eist, eiste, eisten, geëist)

  1. eisen (opeisen; aanspraak maken op; vorderen; rekwireren; opvorderen)
    kräva; fordra; påstå; göra gällande
    • kräva verb (kräver, krävde, krävt)
    • fordra verb (fordrar, fordrade, fordrat)
    • påstå verb (påstår, påstod, påstått)
    • göra gällande verb (gör gällande, gjorde gällande, gjort gällande)
  2. eisen (inmanen; vorderen; invorderen)
    kräva; fordra; göra anspråk på
    • kräva verb (kräver, krävde, krävt)
    • fordra verb (fordrar, fordrade, fordrat)
    • göra anspråk på verb (gör anspråk på, gjorde anspråk på, gjort anspråk på)
  3. eisen (vergen; vereisen; verlangen)
    kräva; fordra
    • kräva verb (kräver, krävde, krävt)
    • fordra verb (fordrar, fordrade, fordrat)
  4. eisen (reclameren)
    klaga; protestera
    • klaga verb (klagar, klagade, klagat)
    • protestera verb (protesterar, protesterade, protesterat)

Conjugations for eisen:

o.t.t.
  1. eis
  2. eist
  3. eist
  4. eisen
  5. eisen
  6. eisen
o.v.t.
  1. eiste
  2. eiste
  3. eiste
  4. eisten
  5. eisten
  6. eisten
v.t.t.
  1. heb geëist
  2. hebt geëist
  3. heeft geëist
  4. hebben geëist
  5. hebben geëist
  6. hebben geëist
v.v.t.
  1. had geëist
  2. had geëist
  3. had geëist
  4. hadden geëist
  5. hadden geëist
  6. hadden geëist
o.t.t.t.
  1. zal eisen
  2. zult eisen
  3. zal eisen
  4. zullen eisen
  5. zullen eisen
  6. zullen eisen
o.v.t.t.
  1. zou eisen
  2. zou eisen
  3. zou eisen
  4. zouden eisen
  5. zouden eisen
  6. zouden eisen
en verder
  1. is geëist
  2. zijn geëist
diversen
  1. eis!
  2. eist!
  3. geëist
  4. eisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for eisen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fordra aanspraak maken op; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vereisen; vergen; verlangen; vorderen aanspraak op maken; aanvragen; opvragen; verzoeken; vragen
göra anspråk på eisen; inmanen; invorderen; vorderen
göra gällande aanspraak maken op; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vorderen inspannen; moeite geven
klaga eisen; reclameren bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; foeteren; huilen; jammeren; jeremiëren; kankeren; kermen; klagen; knorren; knorrend geluid maken; protesteren; rouwklagen; sakkeren; schreien; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; uitgieren; weeklagen; zeuren
kräva aanspraak maken op; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vereisen; vergen; verlangen; vorderen aanspraak op maken
protestera eisen; reclameren in tegenspraak zijn met; protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
påstå aanspraak maken op; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vorderen
- verlangen

Related Words for "eisen":


Synonyms for "eisen":


Related Definitions for "eisen":

  1. beslist willen hebben dat het gebeurt1
    • ik eis dat je je jas opruimt1

Wiktionary Translations for eisen:


Cross Translation:
FromToVia
eisen kräva demand — to request forcefully
eisen ansöka om beantragen — einen Antrag auf etwas, jemanden stellen
eisen kräva; fordra fordern — etwas (von jemandem) verlangen
eisen ansöka; bedja; fråga; spörja; anmoda demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui.
eisen begära exigerdemander quelque chose en vertu d’un droit légitime ou prétendre tel.

Related Translations for eis