Home ->Dictionaries ->Dutch/Swedish ->Translate fatsoen

Translate fatsoen from Dutch to Swedish

Summary

Dutch to Swedish: more detail...

fatsoen:
- hövlighet; respektabilitet; anständighet; aktningsvärdig; uppförande; beteende; personligt uppträdande; god uppfostran; etikett; artighet
Wiktionary:
- fatsoen → anständighet

Dutch

Detailed Translations for fatsoen from Dutch to Swedish

fatsoen:

fatsoen [het ~] nomen

het fatsoen (fatsoenlijkheid; welvoeglijkheid; betamelijkheid; welgemanierdheid)
hövlighet; respektabilitet; anständighet
- hövlighet [-en] nomen
- respektabilitet [-en] nomen
- anständighet [-en] nomen
het fatsoen (keurigheid; gepastheid; fatsoenlijkheid; netheid; eerbaarheid; kiesheid)
aktningsvärdig
- aktningsvärdig nomen
het fatsoen (omgangsvormen; manieren)
uppförande; beteende; personligt uppträdande
- uppförande [-ett] nomen
- beteende [-ett] nomen
- personligt uppträdande nomen
het fatsoen (welgemanierdheid; beleefdheid; decorum; betamelijkheid; beschaafdheid; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid)
god uppfostran; etikett; artighet
- god uppfostran nomen
- etikett [-en] nomen
- artighet [-en] nomen

Translation Matrix for fatsoen:

Noun	Related Translations	Other Translations
aktningsvärdig	eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid	achtbaarheid; achtenswaardigheid
anständighet	betamelijkheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
artighet	beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid	degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; galanterie; gunstige gezindheid; hoffelijkheid; wellevendheid; welwillendheid
beteende	fatsoen; manieren; omgangsvormen	gedrag; gedragswijze; handelwijze; manier; optreden
etikett	beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid	etiket; fatsoensnormen; label; notitiemarkering; plakker; plakkertje; sticker; tag
god uppfostran	beleefdheid; beschaafdheid; betamelijkheid; decorum; fatsoen; fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid; welgemanierdheid
hövlighet	betamelijkheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid	galanterie; hoffelijkheid; hoofsheid; wellevendheid
personligt uppträdande	fatsoen; manieren; omgangsvormen
respektabilitet	betamelijkheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
uppförande	fatsoen; manieren; omgangsvormen	gedrag; gedragswijze; geleidingsvermogen; handelwijze; manier; optreden

Related Words for "fatsoen":

fatsoenen

Wiktionary Translations for fatsoen:

Cross Translation:

From	To	Via
• fatsoen	→ anständighet	↔ decency — quality of being decent

External Machine Translations: