Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. flop:
  2. floppen:


Dutch

Detailed Translations for flop from Dutch to Swedish

flop:

flop [de ~ (m)] nomen

  1. de flop (mislukking; echec; afgang; fiasco; misser)
    misslyckande
  2. de flop (tegenvaller; teleurstelling; fiasco; )
    besvikelse

Translation Matrix for flop:

NounRelated TranslationsOther Translations
besvikelse fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag afknapper; desillusie; laten zakken; neerlaten; ontgoocheling; teleurstelling
misslyckande afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser misschot; misser; stuklopen; vastlopen

Related Words for "flop":


flop form of floppen:

floppen verb (flop, flopt, flopte, flopten, geflopt)

  1. floppen (mislukken; falen; verkeerd lopen; )
    misslyckas; tappa ansikte
    • misslyckas verb (misslyckar, misslyckade, misslyckat)
    • tappa ansikte verb (tappar ansikte, tappade ansikte, tappat ansikte)

Conjugations for floppen:

o.t.t.
  1. flop
  2. flopt
  3. flopt
  4. floppen
  5. floppen
  6. floppen
o.v.t.
  1. flopte
  2. flopte
  3. flopte
  4. flopten
  5. flopten
  6. flopten
v.t.t.
  1. ben geflopt
  2. bent geflopt
  3. is geflopt
  4. zijn geflopt
  5. zijn geflopt
  6. zijn geflopt
v.v.t.
  1. was geflopt
  2. was geflopt
  3. was geflopt
  4. waren geflopt
  5. waren geflopt
  6. waren geflopt
o.t.t.t.
  1. zal floppen
  2. zult floppen
  3. zal floppen
  4. zullen floppen
  5. zullen floppen
  6. zullen floppen
o.v.t.t.
  1. zou floppen
  2. zou floppen
  3. zou floppen
  4. zouden floppen
  5. zouden floppen
  6. zouden floppen
diversen
  1. flop!
  2. flopt!
  3. geflopt
  4. floppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for floppen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
misslyckas afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen bederven; in de war sturen; klungelen; klunzen; knoeien; nekken; prutsen; ruïneren; stuntelen; te kort schieten; tegenvallen; verzieken
tappa ansikte afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen

Related Words for "floppen":