Dutch

Detailed Translations for fokken from Dutch to Swedish

fokken:

fokken verb (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)

  1. fokken (kweken; opfokken)
    uppfostra; uppföda; frambringa; föda upp
    • uppfostra verb (uppfostrar, uppfostrade, uppfostrat)
    • uppföda verb (uppföder, uppfödde, uppfött)
    • frambringa verb (frambringar, frambringade, frambringat)
    • föda upp verb (föder upp, födde upp, fött upp)
  2. fokken (telen; kweken; voortbrengen; )
    föda upp; odla
    • föda upp verb (föder upp, födde upp, fött upp)
    • odla verb (odlar, odlade, odlat)

Conjugations for fokken:

o.t.t.
  1. fok
  2. fokt
  3. fokt
  4. fokken
  5. fokken
  6. fokken
o.v.t.
  1. fokte
  2. fokte
  3. fokte
  4. fokten
  5. fokten
  6. fokten
v.t.t.
  1. heb gefokt
  2. hebt gefokt
  3. heeft gefokt
  4. hebben gefokt
  5. hebben gefokt
  6. hebben gefokt
v.v.t.
  1. had gefokt
  2. had gefokt
  3. had gefokt
  4. hadden gefokt
  5. hadden gefokt
  6. hadden gefokt
o.t.t.t.
  1. zal fokken
  2. zult fokken
  3. zal fokken
  4. zullen fokken
  5. zullen fokken
  6. zullen fokken
o.v.t.t.
  1. zou fokken
  2. zou fokken
  3. zou fokken
  4. zouden fokken
  5. zouden fokken
  6. zouden fokken
en verder
  1. is gefokt
  2. zijn gefokt
diversen
  1. fok!
  2. fokt!
  3. gefokt
  4. fokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

fokken [het ~] nomen

  1. het fokken (doen voorttelen; aankweken)

Translation Matrix for fokken:

NounRelated TranslationsOther Translations
odlande aankweken; doen voorttelen; fokken aankweken; aanplanten; planten
uppväxande aankweken; doen voorttelen; fokken puber
VerbRelated TranslationsOther Translations
frambringa fokken; kweken; opfokken aandragen; aanvoeren; doen; handelen; laten zien; naar voren brengen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voordedaghalen
föda upp aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opfokken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen aankaarten; aansnijden; omhooghalen; op tafel leggen; ophalen; ter sprake brengen
odla aankweken; aanplanten; fokken; genereren; kweken; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen aardappelen poten; beschaven; civiliseren; cultiveren; groeien; groot worden; ontginnen; ontwikkelen; opgroeien; poten; voor landbouw klaar maken
uppfostra fokken; kweken; opfokken omhooghalen; ophalen
uppföda fokken; kweken; opfokken

Related Words for "fokken":


Wiktionary Translations for fokken:


Cross Translation:
FromToVia
fokken avla breed — to keep animals and have them reproduce
fokken hissa; upphisa; upphäva; upphöja élever — Traductions à trier suivant le sens

fok:


Related Translations for fokken