Summary
Dutch
Detailed Translations for geanimeerd from Dutch to Swedish
geanimeerd:
Translation Matrix for geanimeerd:
Noun | Related Translations | Other Translations |
levande | verblijven | |
livlig | pittigheid | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
energiskt | energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut | actief; beweeglijk; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; krachtdadig; krachtig; levendig; sterk; vol energie |
levande | druk; drukpratend; geanimeerd | in leven; levend; springlevend |
livlig | energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut | actief; beweeglijk; dartel; dynamisch; energiek; levendig; speels; verhit; vurig |
livligt | energiek; geanimeerd; levendig; vief; vol fut | aangenaam; actief; beweeglijk; blij; blijmoedig; dartel; dynamisch; energiek; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; plezierig; speels; tierig; verhit; vrolijk; vurig |
geanimeerd form of animeren:
-
animeren (stimuleren; aanzetten; aansporen)
Conjugations for animeren:
o.t.t.
- animeer
- animeert
- animeert
- animeren
- animeren
- animeren
o.v.t.
- animeerde
- animeerde
- animeerde
- animeerden
- animeerden
- animeerden
v.t.t.
- heb geanimeerd
- hebt geanimeerd
- heeft geanimeerd
- hebben geanimeerd
- hebben geanimeerd
- hebben geanimeerd
v.v.t.
- had geanimeerd
- had geanimeerd
- had geanimeerd
- hadden geanimeerd
- hadden geanimeerd
- hadden geanimeerd
o.t.t.t.
- zal animeren
- zult animeren
- zal animeren
- zullen animeren
- zullen animeren
- zullen animeren
o.v.t.t.
- zou animeren
- zou animeren
- zou animeren
- zouden animeren
- zouden animeren
- zouden animeren
diversen
- animeer!
- animeert!
- geanimeerd
- animerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for animeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
stimulera | bemoedigingen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
stimulera | aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren | aanmoedigen; aanvuren; activeren; bejubelen; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; oppeppen; opwekken; prikkelen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; vooruitschoppen |