Dutch
Detailed Translations for gearresteerd from Dutch to Swedish
gearresteerd:
-
gearresteerd
Translation Matrix for gearresteerd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
arresterad | gearresteerd | |
arresterat | gearresteerd |
gearresteerd form of arresteren:
-
arresteren (aanhouden; gevangennemen; oppakken; inrekenen)
-
arresteren (gevangennemen; aanhouden; vatten; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen)
Conjugations for arresteren:
o.t.t.
- arresteer
- arresteert
- arresteert
- arresteren
- arresteren
- arresteren
o.v.t.
- arresteerde
- arresteerde
- arresteerde
- arresteerden
- arresteerden
- arresteerden
v.t.t.
- heb gearresteerd
- hebt gearresteerd
- heeft gearresteerd
- hebben gearresteerd
- hebben gearresteerd
- hebben gearresteerd
v.v.t.
- had gearresteerd
- had gearresteerd
- had gearresteerd
- hadden gearresteerd
- hadden gearresteerd
- hadden gearresteerd
o.t.t.t.
- zal arresteren
- zult arresteren
- zal arresteren
- zullen arresteren
- zullen arresteren
- zullen arresteren
o.v.t.t.
- zou arresteren
- zou arresteren
- zou arresteren
- zouden arresteren
- zouden arresteren
- zouden arresteren
diversen
- arresteer!
- arresteert!
- gearresteerd
- arresterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
arresteren (grijpen)
Translation Matrix for arresteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
anhållning | arresteren; grijpen | |
arrestering | arresteren; grijpen | aanhouding; arrestatie; arresten; gevangenname; gevangenneming; inhechtenisneming; inverzekeringstelling; vrijheidsberoving |
gripning | arresteren; grijpen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
arrestera | aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken | |
fånga | aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken | aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; betrappen; buitmaken; grijpen; heroveren; inpakken; inpalmen; klauwen; naar zich toe trekken; opvangen; pakken; snappen; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen |
gripa | aanhouden; arresteren; gevangennemen; inrekenen; oppakken | buitmaken; grijpen; iets bemachtigen; klauwen; pakken; te pakken krijgen; vangen; vatten; verkrijgen; verstrikken |
tillfångata | aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten |
Synonyms for "arresteren":
Related Definitions for "arresteren":
Wiktionary Translations for arresteren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• arresteren | → gripa | ↔ arrest — to take into legal custody |
• arresteren | → gripa; arrestera | ↔ dingfest — nur im adverbialen Gebrauch von: jemanden dingfest machen: jemandem die Bewegungsfreiheit nehmen, um ihn einer Gerichtsverhandlung und etwaigen Verurteilung zuführen |
• arresteren | → kvarhålla; fasthålla | ↔ festhalten — inhaftieren |
• arresteren | → anhålla; arrestera; häkta | ↔ arrêter — À trier |