Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. geconcentreerd:
  2. concentreren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geconcentreerd from Dutch to Swedish

geconcentreerd:


Translation Matrix for geconcentreerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
ansträngande geconcentreerd; ingespannen; verdiept
ansträngandet geconcentreerd; ingespannen; verdiept
fokuserad geconcentreerd; op één punt gericht
ihärdig geconcentreerd; ingespannen; verdiept actief; bedrijvig; bezig; nijver; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; vasthoudend; volhardend; volhoudend
ihärdigt geconcentreerd; ingespannen; verdiept aanhoudend; actief; bedrijvig; bezig; hardnekkig; nijver; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; vasthoudend; volhardend; volhoudend; voortdurend
koncentrerad geconcentreerd; op één punt gericht; van sterk gehalte
koncentrerat geconcentreerd; op één punt gericht; van sterk gehalte
påfrestandet geconcentreerd; ingespannen; verdiept
stark geconcentreerd; van sterk gehalte ferm; flink; fors; fysiek sterk; hel; krachtig; potig; sterk; stevig

Wiktionary Translations for geconcentreerd:


Cross Translation:
FromToVia
geconcentreerd stark strong — having a high concentration of an essential or active ingredient

concentreren:

concentreren verb (concentreer, concentreert, concentreerde, concentreerden, geconcentreerd)

  1. concentreren (samenbrengen; bijeenbrengen; bij elkaar brengen)
    samla; förena; samla ihop
    • samla verb (samlar, samlade, samlat)
    • förena verb (förenar, förenade, förenat)
    • samla ihop verb (samlar ihop, samlade ihop, samlat ihop)

Conjugations for concentreren:

o.t.t.
  1. concentreer
  2. concentreert
  3. concentreert
  4. concentreren
  5. concentreren
  6. concentreren
o.v.t.
  1. concentreerde
  2. concentreerde
  3. concentreerde
  4. concentreerden
  5. concentreerden
  6. concentreerden
v.t.t.
  1. heb geconcentreerd
  2. hebt geconcentreerd
  3. heeft geconcentreerd
  4. hebben geconcentreerd
  5. hebben geconcentreerd
  6. hebben geconcentreerd
v.v.t.
  1. had geconcentreerd
  2. had geconcentreerd
  3. had geconcentreerd
  4. hadden geconcentreerd
  5. hadden geconcentreerd
  6. hadden geconcentreerd
o.t.t.t.
  1. zal concentreren
  2. zult concentreren
  3. zal concentreren
  4. zullen concentreren
  5. zullen concentreren
  6. zullen concentreren
o.v.t.t.
  1. zou concentreren
  2. zou concentreren
  3. zou concentreren
  4. zouden concentreren
  5. zouden concentreren
  6. zouden concentreren
en verder
  1. ben geconcentreerd
  2. bent geconcentreerd
  3. is geconcentreerd
  4. zijn geconcentreerd
  5. zijn geconcentreerd
  6. zijn geconcentreerd
diversen
  1. concentreer!
  2. concentreert!
  3. geconcentreerd
  4. concentrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

concentreren [znw.] nomen

  1. concentreren

Translation Matrix for concentreren:

NounRelated TranslationsOther Translations
koncentrera sig på concentreren zich geheel verdiepen in
samla ihop samenkomen
VerbRelated TranslationsOther Translations
förena bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen aaneenschakelen; aanhaken; aankoppelen; combineren; een combinatie maken; koppelen; onderling verbinden; samenkoppelen; samenvoegen; van verband voorzien; vasthaken; vastkoppelen; verbinden
samla bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bijeen scharrelen; bijeenroepen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; convoceren; cumuleren; erbij komen; inzamelen; meenemen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppikken; oppotten; plukken; samenpakken; samenrapen; samenroepen; samenscholen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
samla ihop bij elkaar brengen; bijeenbrengen; concentreren; samenbrengen accumuleren; bij elkaar vegen; bijeenzamelen; hopen; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; samenscholen; sparen; vergaren; verzamelen

Wiktionary Translations for concentreren:


Cross Translation:
FromToVia
concentreren koncentrera center — concentrate on
concentreren koncentrera konzentrieren — (reflexiv) seine Aufmerksamkeit auf eine Sache lenken