Summary
Dutch
Detailed Translations for gedecoreerd from Dutch to Swedish
gedecoreerd:
-
gedecoreerd (versierd)
Translation Matrix for gedecoreerd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
dekorerad | gedecoreerd; versierd | opgesierd; opgetuigd |
dekorerat | gedecoreerd; versierd | opgesierd; opgetuigd |
pryddt | gedecoreerd; versierd | |
smyckt | gedecoreerd; versierd |
gedecoreerd form of decoreren:
-
decoreren (een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen)
-
decoreren (versieringen aanbrengen; versieren; aankleden)
Conjugations for decoreren:
o.t.t.
- decoreer
- decoreert
- decoreert
- decoreren
- decoreren
- decoreren
o.v.t.
- decoreerde
- decoreerde
- decoreerde
- decoreerden
- decoreerden
- decoreerden
v.t.t.
- heb gedecoreerd
- hebt gedecoreerd
- heeft gedecoreerd
- hebben gedecoreerd
- hebben gedecoreerd
- hebben gedecoreerd
v.v.t.
- had gedecoreerd
- had gedecoreerd
- had gedecoreerd
- hadden gedecoreerd
- hadden gedecoreerd
- hadden gedecoreerd
o.t.t.t.
- zal decoreren
- zult decoreren
- zal decoreren
- zullen decoreren
- zullen decoreren
- zullen decoreren
o.v.t.t.
- zou decoreren
- zou decoreren
- zou decoreren
- zouden decoreren
- zouden decoreren
- zouden decoreren
en verder
- ben gedecoreerd
- bent gedecoreerd
- is gedecoreerd
- zijn gedecoreerd
- zijn gedecoreerd
- zijn gedecoreerd
diversen
- decoreer!
- decoreert!
- gedecoreerd
- decorerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
decoreren (versieringen aanbrengen; versieren; opsmukken; opsieren)
dekorerande-
dekorerande nomen
-
Translation Matrix for decoreren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dekorerande | decoreren; opsieren; opsmukken; versieren; versieringen aanbrengen | optuigen; versieren |
utsmycka | opsieren; opsmukken; zich mooi maken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dekorera | aankleden; decoreren; een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen; versieren; versieringen aanbrengen | afwerken; een ereteken geven; garneren; omboorden; onderscheiden; opmaken; opsmukken; schotels garneren; sieren; tot eer strekken; versieren |
pryda | aankleden; decoreren; versieren; versieringen aanbrengen | afwerken; een ereteken geven; garneren; onderscheiden; opluisteren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; sieren; tot eer strekken; versieren |
smycka | aankleden; decoreren; versieren; versieringen aanbrengen | kleden; opluisteren; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien |
utsmycka | aankleden; decoreren; versieren; versieringen aanbrengen |
Wiktionary Translations for decoreren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• decoreren | → smycka; pryda; pynta | ↔ schmücken — mit Schmuck ausstatten, mit Ziergegenständen verschönern |
• decoreren | → dekorera | ↔ décorer — orner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture. |
• decoreren | → ornera | ↔ orner — parer, embellir une chose, y ajouter, y joindre d’autres choses qui lui donnent plus d’éclat, plus d’agrément. |
• decoreren | → kringgå; undfly | ↔ parer — Traductions à trier suivant le sens |