Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. gehaast:
  2. haasten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gehaast from Dutch to Swedish

gehaast:

gehaast [znw.] nomen

  1. gehaast (gejakker; gejacht; gejaag; gehol; gedraaf)

Translation Matrix for gehaast:

NounRelated TranslationsOther Translations
skyndande gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker
ModifierRelated TranslationsOther Translations
skyndande spoorslags
upphetsad gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig geil; heet; hitsig; opgefokt; opgehitst; opgewonden; seksueel opgewonden
upphetsat gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig geil; heet; hitsig; opgefokt; opgehitst; opgewonden; seksueel opgewonden
uppjagat gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig

Related Words for "gehaast":

  • gehaaste

Wiktionary Translations for gehaast:


Cross Translation:
FromToVia
gehaast hafsig slapdash — done hastily

gehaast form of haasten:

haasten verb (haast, haastte, haastten, gehaast)

  1. haasten (tot spoed aanzetten; spoeden; jachten)
    rusa; ila; hasta
    • rusa verb (rusar, rusade, rusat)
    • ila verb (ilar, ilade, ilat)
    • hasta verb (hastar, hastade, hastat)
  2. haasten (zich spoeden; jagen; aanpoten; )
    rusa; skynda; ila; hasta
    • rusa verb (rusar, rusade, rusat)
    • skynda verb (skyndar, skyndade, skyndat)
    • ila verb (ilar, ilade, ilat)
    • hasta verb (hastar, hastade, hastat)

Conjugations for haasten:

o.t.t.
  1. haast
  2. haast
  3. haast
  4. haasten
  5. haasten
  6. haasten
o.v.t.
  1. haastte
  2. haastte
  3. haastte
  4. haastten
  5. haastten
  6. haastten
v.t.t.
  1. heb gehaast
  2. hebt gehaast
  3. heeft gehaast
  4. hebben gehaast
  5. hebben gehaast
  6. hebben gehaast
v.v.t.
  1. had gehaast
  2. had gehaast
  3. had gehaast
  4. hadden gehaast
  5. hadden gehaast
  6. hadden gehaast
o.t.t.t.
  1. zal haasten
  2. zult haasten
  3. zal haasten
  4. zullen haasten
  5. zullen haasten
  6. zullen haasten
o.v.t.t.
  1. zou haasten
  2. zou haasten
  3. zou haasten
  4. zouden haasten
  5. zouden haasten
  6. zouden haasten
en verder
  1. ben gehaast
  2. bent gehaast
  3. is gehaast
  4. zijn gehaast
  5. zijn gehaast
  6. zijn gehaast
diversen
  1. haast!
  2. haast!
  3. gehaast
  4. haastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for haasten:

NounRelated TranslationsOther Translations
rusa scheutje
VerbRelated TranslationsOther Translations
hasta aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; overhaasten; spoeden; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken
ila aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; overhaasten; spoeden; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; rennen; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; vliegen; zich haasten; zich spoeden
rusa aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; overhaasten; spoeden; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stormlopen; tempo maken; tempomaken; vliegen; zich haasten; zich spoeden
skynda aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden opjagen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken

Related Words for "haasten":


Wiktionary Translations for haasten:


Cross Translation:
FromToVia
haasten jäkta; skynda; hasta hasten — to move in a quick fashion
haasten trycka presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.