Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. haast:
  2. haasten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for haast from Dutch to Swedish

haast:

haast [de ~] nomen

  1. de haast (haastigheid; spoed; ijl; overijling; gehaastheid)
    brådska; hastighet; hast; fläng

haast adv

  1. haast (nagenoeg; bijna; schier; welhaast)

Translation Matrix for haast:

NounRelated TranslationsOther Translations
brådska gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed drukte; gauwigheid; gebrom; gedrang; gemurmel; geroezemoes; toeloop; toevloed
fläng gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed gebrom; gemurmel; geroezemoes
hast gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed
hastighet gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed gang; gauwigheid; rijsnelheid; snelheid; spoed; tempo; vaart
VerbRelated TranslationsOther Translations
brådska ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- praktisch
AdverbRelated TranslationsOther Translations
- bijna; nagenoeg; vrijwel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
nästan bijna; haast; nagenoeg; schier; welhaast bijkans

Related Words for "haast":


Synonyms for "haast":


Related Definitions for "haast":

  1. nog net niet helemaal1
    • het is haast tijd om te gaan1
  2. snel iets moeten doen1
    • ik wil geen koffie want ik heb haast1

Wiktionary Translations for haast:

haast
adverb
  1. bijna

Cross Translation:
FromToVia
haast brådska; jäkt; skyndsamhet; hast EileVerhalten oder Situation, in dem man etwas dringend erledigen möchte oder müssen
haast hast; brådska; jäkt HastAusführung von Tätigkeiten in großer Geschwindigkeit unter innerer Anspannung
haast nästan beinahefast, sehr nahe an etwas heran
haast nästan fastnicht ganz
haast nästan; så gott som nahezu — nicht ganz, aber fast vollständig
haast fart; hast hâte — Extrême promptitude, vivacité, rapidité avec laquelle on fait quelque chose.

haast form of haasten:

haasten verb (haast, haastte, haastten, gehaast)

  1. haasten (tot spoed aanzetten; spoeden; jachten)
    rusa; ila; hasta
    • rusa verb (rusar, rusade, rusat)
    • ila verb (ilar, ilade, ilat)
    • hasta verb (hastar, hastade, hastat)
  2. haasten (zich spoeden; jagen; aanpoten; )
    rusa; skynda; ila; hasta
    • rusa verb (rusar, rusade, rusat)
    • skynda verb (skyndar, skyndade, skyndat)
    • ila verb (ilar, ilade, ilat)
    • hasta verb (hastar, hastade, hastat)

Conjugations for haasten:

o.t.t.
  1. haast
  2. haast
  3. haast
  4. haasten
  5. haasten
  6. haasten
o.v.t.
  1. haastte
  2. haastte
  3. haastte
  4. haastten
  5. haastten
  6. haastten
v.t.t.
  1. heb gehaast
  2. hebt gehaast
  3. heeft gehaast
  4. hebben gehaast
  5. hebben gehaast
  6. hebben gehaast
v.v.t.
  1. had gehaast
  2. had gehaast
  3. had gehaast
  4. hadden gehaast
  5. hadden gehaast
  6. hadden gehaast
o.t.t.t.
  1. zal haasten
  2. zult haasten
  3. zal haasten
  4. zullen haasten
  5. zullen haasten
  6. zullen haasten
o.v.t.t.
  1. zou haasten
  2. zou haasten
  3. zou haasten
  4. zouden haasten
  5. zouden haasten
  6. zouden haasten
en verder
  1. ben gehaast
  2. bent gehaast
  3. is gehaast
  4. zijn gehaast
  5. zijn gehaast
  6. zijn gehaast
diversen
  1. haast!
  2. haast!
  3. gehaast
  4. haastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for haasten:

NounRelated TranslationsOther Translations
rusa scheutje
VerbRelated TranslationsOther Translations
hasta aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; overhaasten; spoeden; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken
ila aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; overhaasten; spoeden; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; rennen; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; vliegen; zich haasten; zich spoeden
rusa aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; overhaasten; spoeden; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stormlopen; tempo maken; tempomaken; vliegen; zich haasten; zich spoeden
skynda aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden opjagen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken

Related Words for "haasten":


Wiktionary Translations for haasten:


Cross Translation:
FromToVia
haasten jäkta; skynda; hasta hasten — to move in a quick fashion
haasten trycka presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.

External Machine Translations:

Related Translations for haast