Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. joligheid:
  2. jolig:


Dutch

Detailed Translations for joligheid from Dutch to Swedish

joligheid:

joligheid [de ~ (v)] nomen

  1. de joligheid

Translation Matrix for joligheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
festligt joligheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
festligt feestelijk

Related Words for "joligheid":


jolig:


Translation Matrix for jolig:

NounRelated TranslationsOther Translations
munter opgewektheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
glad jolig; uitgelaten aangenaam; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; gelukkig; heugelijk; heuglijk; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; plezierig; tevreden; tierig; verblijdend; vergenoegd; voldaan; vreugdevol; vrolijk
glatt jolig; uitgelaten aangenaam; behaaglijk; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; fijn; fleurig; gelukkig; glad; glibberig; heugelijk; heuglijk; kleurrijk; lachziek; leuk; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; plezant; plezierig; prettig; tevreden; tierig; verblijd; verblijdend; vergenoegd; verheugd; voldaan; vreugdevol; vrolijk
munter blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk
muntert blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgetogen; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk

Related Words for "jolig":