Dutch
Detailed Translations for kasstuk from Dutch to Swedish
kasstuk:
-
het kasstuk (kassucces)
kassa succé-
kassa succé nomen
-
-
het kasstuk (succesnummer; succes; hit; kraker; topper; treffer; successtuk; klapper; schlager)
Translation Matrix for kasstuk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
kassa succé | kasstuk; kassucces | |
krocka | hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer | dreun; klap; knal; kwak; smak |
slå | hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
slå | bonken; dichtslaan; dichtwerpen; een klap geven; een opdonder verkopen; fijnwrijven; frapperen; grijpen; hameren; hard slaan; hengsten; krenken; kwetsen; maaien; meppen; rammen; slaan; timmeren; toeslaan |