Interglot - "klasse" translated from Dutch to Swedish

Summary

Dutch to Swedish: more detail...

klasse:
- sort; klass; typ; genre; kategori; grupp; social klass; objektklass; nivå
- klassen
Wiktionary:
- klasse → klass, hög, rang, stånd, sort

Dutch

Detailed Translations for klasse from Dutch to Swedish

de klasse (onderverdeling; aard)
sort; klass; typ; genre; kategori
- sort [-en] nomen
- klass [-en] nomen
- typ [-en] nomen
- genre [-en] nomen
- kategori [-en] nomen
de klasse (categorie; classificatie)
klass; grupp; kategori
- klass [-en] nomen
- grupp [-en] nomen
- kategori [-en] nomen
de klasse (maatschappelijke klasse; stand; rang; orde; slag)
social klass
- social klass nomen
de klasse (objectklasse)
klass; objektklass
- klass [-en] nomen
- objektklass
de klasse
nivå
- nivå [-en] nomen
de klasse
klass
- klass [-en] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
genre	aard; klasse; onderverdeling	genre; slag; soort; type
grupp	categorie; classificatie; klasse	aantal personen bijeen; blaaskapel; community; distributiegroep; distributielijst; drom; factie; fanfare; fanfarekorps; gemeente; gezelschap; groep; groep mensen; groepering; harmonie; horde; kapel; kernploeg; kudde; massa; muziekkorps; partij; ploeg; schaar; schare; suite; team; troep; werkgroep
kategori	aard; categorie; classificatie; klasse; onderverdeling	categorie
klass	aard; categorie; classificatie; klasse; objectklasse; onderverdeling	aanzien; allure; klas; schoolklas
nivå	klasse	dimensieniveau; echelon; geleding; graad; laag; niveau; peil; plan; stand
social klass	klasse; maatschappelijke klasse; orde; rang; slag; stand
sort	aard; klasse; onderverdeling	aard; merk; merknaam; soort
typ	aard; klasse; onderverdeling	figuur; gast; gozer; individu; kerel; knakker; knul; man; type; vent
Not Specified	Related Translations	Other Translations
objektklass	klasse; objectklasse
Modifier	Related Translations	Other Translations
klassen	eersteklas; klasse

Cross Translation:

From	To	Via
• klasse	→ klass	↔ class — social grouping, based on job, wealth, etc.
• klasse	→ hög; rang; stånd	↔ quality — archaic: social position
• klasse	→ klass	↔ classe — groupe
• klasse	→ sort	↔ genre — ensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.