Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. kloekheid:
  2. kloek:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kloekheid from Dutch to Swedish

kloekheid:

kloekheid [de ~ (v)] nomen

  1. de kloekheid (onverschrokkenheid; stoutmoedigheid; driestheid; koenheid; vermetelheid)

Translation Matrix for kloekheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
utan räddsla driestheid; kloekheid; koenheid; onverschrokkenheid; stoutmoedigheid; vermetelheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
utan räddsla zonder angst

Related Words for "kloekheid":


kloek:


Translation Matrix for kloek:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
djärv dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig brutaal; manhaftig; niet beschroomd; onbeschroomd; stoutmoedig; vrijmoedig; vrijpostig
djärvt dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig brutaal; driest; manhaftig; niet beschroomd; onbeschroomd; stoutmoedig; vrijmoedig; vrijpostig
heroisk dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig heroïek
heroiskt dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig heroïek
hjältemodigt dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig
modigt dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig brutaal; hondsbrutaal; koen; kranig; manhaftig; manmoedig; niet beschroomd; onbeducht; onbeschroomd; onbevreesd; onverschrokken; onvervaard; stoutmoedig; vermetel; vrijmoedig; vrijpostig

Related Words for "kloek":

  • kloekheid, kloeker, kloekere, kloekst, kloekste, kloeke

Wiktionary Translations for kloek:


Cross Translation:
FromToVia
kloek klok; smart clever — mentally quick or sharp
kloek modig; oförskräckt beherzt — voller Herz, Mut
kloek modig; djärv kühnvon Personen: der Gefahr trotzend und ihr entschlossen entgegentretend
kloek modig; tapper; käck courageux — Qui faire preuve de courage face au danger ou à l’adversité.
kloek behjärtad; tapper vaillant — Qui a de la vaillance, qui est courageux.