Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. knikken:
  2. knik:


Dutch

Detailed Translations for knikken from Dutch to Swedish

knikken:

knikken verb (knik, knikt, knikte, knikten, geknikt)

  1. knikken (jaknikken)
    nicka
    • nicka verb (nickar, nickade, nickat)

Conjugations for knikken:

o.t.t.
  1. knik
  2. knikt
  3. knikt
  4. knikken
  5. knikken
  6. knikken
o.v.t.
  1. knikte
  2. knikte
  3. knikte
  4. knikten
  5. knikten
  6. knikten
v.t.t.
  1. heb geknikt
  2. hebt geknikt
  3. heeft geknikt
  4. hebben geknikt
  5. hebben geknikt
  6. hebben geknikt
v.v.t.
  1. had geknikt
  2. had geknikt
  3. had geknikt
  4. hadden geknikt
  5. hadden geknikt
  6. hadden geknikt
o.t.t.t.
  1. zal knikken
  2. zult knikken
  3. zal knikken
  4. zullen knikken
  5. zullen knikken
  6. zullen knikken
o.v.t.t.
  1. zou knikken
  2. zou knikken
  3. zou knikken
  4. zouden knikken
  5. zouden knikken
  6. zouden knikken
diversen
  1. knik!
  2. knikt!
  3. geknikt
  4. knikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knikken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
nicka jaknikken; knikken wenken

Related Words for "knikken":


Related Definitions for "knikken":

  1. hoofd op en neer bewegen om ja te zeggen of te groeten1
    • de leraar knikte dat het goed was1

knik:

knik [de ~ (m)] nomen

  1. de knik (knak)
    brista
  2. de knik (strubbeling)
    problem

Translation Matrix for knik:

NounRelated TranslationsOther Translations
brista knak; knik
problem knik; strubbeling beroeringen; geval; kwestie; kwesties; moeilijkheden; narigheden; opgaaf; opgave; probleem; problematiek; problemen; sores; vraagstuk; zaak; zorgen; zwaarte
VerbRelated TranslationsOther Translations
brista gespeend zijn; klieven; kloven; knakken; openhakken; splijten; splitsen; uiteensplijten; verstoken zijn

Related Words for "knik":