Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. koppelwoorden:
  2. koppelwoord:


Dutch

Detailed Translations for koppelwoorden from Dutch to Swedish

koppelwoorden:

koppelwoorden [de ~] nomen, plural

  1. de koppelwoorden (voegwoorden)

Translation Matrix for koppelwoorden:

NounRelated TranslationsOther Translations
bindeord koppelwoorden; voegwoorden
konjunktioner koppelwoorden; voegwoorden

Related Words for "koppelwoorden":


koppelwoorden form of koppelwoord:

koppelwoord [het ~] nomen

  1. het koppelwoord (voegwoord)
    samordnare; konjunktion

Translation Matrix for koppelwoord:

NounRelated TranslationsOther Translations
konjunktion koppelwoord; voegwoord
samordnare koppelwoord; voegwoord

Related Words for "koppelwoord":