Summary


Dutch

Detailed Translations for kracht from Dutch to Swedish

kracht:

kracht [de ~] nomen

  1. de kracht (vermogen; macht)
    styrka
  2. de kracht (daadkracht; momentum; esprit; )
    energi; fart; drivkraft
  3. de kracht (sterkte)
    styrka; kraft
  4. de kracht (fiksheid; sterkte; dynamiek; energie; felheid)
    spänstighet; styrka; kraft
  5. de kracht (hevigheid; intensiteit; heftigheid; felheid)
    iver; glöd; våldsamhet; häftighet
  6. de kracht (vermogen; capaciteit)
    förmåga; makt; färdighet; kraft; ork

kracht

  1. kracht
    kraft

Translation Matrix for kracht:

NounRelated TranslationsOther Translations
drivkraft aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; stuwkracht; voortstuwing
energi aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; electrische stroom; energie; stroom; stuwkracht; voortstuwing
fart aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust dynamiek; elan; gang; gloed; pit; rijsnelheid; schielijkheid; snelheid; spoed; stuwkracht; tempo; vaart; vlam; voortstuwing; vuur
färdighet capaciteit; kracht; vermogen bekwaamheid; faciliteit; kunde; kundigheid; vaardigheid
förmåga capaciteit; kracht; vermogen bekwaamheid; capabelheid; capaciteit; competentie; geldelijk vermogen; kunde; kundigheid; kwaliteit; ter zake kundigheid; vaardigheid; vermogen
glöd felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht driftigheid; glans; glanzen; glimmen; gloed; gloeiing; heftigheid
häftighet felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht driftigheid; felheid; gedrevenheid; heftigheid; veldsterkte
iver felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht begerige ijver; elan; gloed; graagte; gretigheid; pit; vlam; voortvarendheid; vuur
kraft capaciteit; dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte; vermogen dynamiek; gespierdheid; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; stuwkracht; voortstuwing
makt capaciteit; kracht; vermogen autoriteit; beheersing; gezag; heerschappij; macht; mate van bekwaamheid; mogendheden; mogendheid
ork capaciteit; kracht; vermogen
spänstighet dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte kranigheid
styrka dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; macht; sterkte; vermogen fermheid; flinkheid; forsheid; gedrongenheid; krachtdadigheid; krijgsmacht; leger; legermacht; spierkracht; stevigheid; strijdmacht; troepenmacht; werkgroep
våldsamhet felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht driftigheid; felheid; gedrevenheid; geweld; heftigheid
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
glöd gloed
ModifierRelated TranslationsOther Translations
häftighet heftig; hevig

Related Words for "kracht":


Related Definitions for "kracht":

  1. de werking of de invloed1
    • hij gebruikt altijd krachtige taal1
  2. hoe sterk het is1
    • ik heb veel kracht in mijn armen1
  3. werknemer1
    • zij is een goede kracht voor dit bedrijf1

Wiktionary Translations for kracht:

kracht
noun
  1. een uitwendige oorzaak die ongehinderd door andere krachten de bewegingstoestand van een lichaam verandert

Cross Translation:
FromToVia
kracht kraft force — anything that is able to make a big change in person or thing
kracht kraft force — physical quantity that denotes ability to accelerate a body
kracht kraft power — physical force or strength
kracht styrka strength — quality of being strong
kracht kraft Kraft — etwas den Dingen Innewohnendes (heilende Kraft)
kracht kraft KraftPhysik, Mechanik: Größe, die je größer desto mehr den Bewegungszustand eines Körpers verändert oder ihn deformiert, und von deren Zustandekommen die Mechanik absehen kann
kracht kraft Kraft — das menschliche Vermögen (körperliche, schöpferische Kraft)
kracht kraft; styrka forcefaculté naturelle d’agir vigoureusement, en particulier en parlant de l’homme et des animaux.
kracht makt; herravälde; myndighet; kraft; förmåga; styrka puissancepouvoir d’imposer son autorité.

External Machine Translations:

Related Translations for kracht