Dutch
Detailed Translations for kwijt from Dutch to Swedish
kwijt:
Translation Matrix for kwijt:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bortkommen | afwezigheid; verstrooidheid | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | weg | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
bortkommen | kwijt; verloren; vermist; weg; zoek | |
bortkommet | kwijt; verloren; vermist; weg; zoek | |
fattast | kwijt; verloren; vermist; weg; zoek | |
förlorad | kwijt; verdwaald; verloren | loos; verbeurd; zoekgeraakt |
Synonyms for "kwijt":
Antonyms for "kwijt":
Related Definitions for "kwijt":
kwijt form of kwijten:
-
kwijten
Conjugations for kwijten:
o.t.t.
- kwijt
- kwijt
- kwijt
- kwijten
- kwijten
- kwijten
o.v.t.
- kweet
- kweet
- kweet
- kweten
- kweten
- kweten
v.t.t.
- heb gekweten
- hebt gekweten
- heeft gekweten
- hebben gekweten
- hebben gekweten
- hebben gekweten
v.v.t.
- had gekweten
- had gekweten
- had gekweten
- hadden gekweten
- hadden gekweten
- hadden gekweten
o.t.t.t.
- zal kwijten
- zult kwijten
- zal kwijten
- zullen kwijten
- zullen kwijten
- zullen kwijten
o.v.t.t.
- zou kwijten
- zou kwijten
- zou kwijten
- zouden kwijten
- zouden kwijten
- zouden kwijten
diversen
- kwijt!
- kwijt!
- gekweten
- kwijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kwijten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
utföra | gehoor; gevolg; gevolg geven aan | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fullgöra | kwijten | zich voltrekken |
uppfylla | kwijten | plomberen; volvoeren; vullen |
utföra | kwijten | bedingen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; klaarspelen; lappen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voltrekken; voor elkaar krijgen; zich voltrekken |