Dutch

Detailed Translations for maatjes from Dutch to Swedish

maatjes:

maatjes [de ~] nomen, plural

  1. de maatjes (wapenbroeders)

Translation Matrix for maatjes:

NounRelated TranslationsOther Translations
vapen bröder maatjes; wapenbroeders

Related Words for "maatjes":


ma:

ma [de ~ (v)] nomen

  1. de ma (moeder; mamma; mammie; )
    morsan; mamma; mor

Translation Matrix for ma:

NounRelated TranslationsOther Translations
mamma ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder
mor ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder Moor
morsan ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder
- mama; moeder

Related Words for "ma":


Synonyms for "ma":


Antonyms for "ma":


Related Definitions for "ma":

  1. vrouw die een of meer kinderen gekregen heeft1
    • mijn ma zit op zwemles1

maatjes form of maat:

maat [de ~ (m)] nomen

  1. de maat (grootte; mate; dimensie; )
    – hoe groot het is 1
    mått; utsträckning; storlek; omkrets; dimension
  2. de maat (afmeting)
    dimension
  3. de maat (gezel; partner)
    kompis; partner; kompanjon
  4. de maat (makker; vriend; vriendje; )
    kompis
  5. de maat (vriend; spitsbroeder; gabber; )
    vän; kompis; polare; kamrat
  6. de maat (compaan; makker)

Translation Matrix for maat:

NounRelated TranslationsOther Translations
dimension afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang dimensie
dragningskraft compaan; maat; makker aantrekkelijkheid; appèl; attractiviteit
kamrat compagnon; gabber; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; pal; spitsbroeder; vriend gabbertje; gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; makkertje; metgezel; vriendin; vriendje
kompanjon gezel; maat; partner
kompis compagnon; gabber; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; pal; partner; spitsbroeder; vriend; vriendje boezemvriend; gabbertje; genoot; hartsvriend; kameraadje; maatje; makkertje; vriendje
mått afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang maateenheid; maatregel; meting; opmeting; schikking; voorziening
omkrets afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang cirkelomtrek; krompasser; schakeling
partner gezel; maat; partner firmant; partner
polare compagnon; gabber; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; pal; spitsbroeder; vriend boezemvriend; gabbertje; genoot; goser; gozer; hartsvriend; kameraadje; kerel; knakker; knul; maatje; makkertje; vent; vriendje
storlek afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang grootte in de ruimte; inhoud; rijzigheid; volume
utsträckning afmeting; dimensie; formaat; grootte; maat; mate; omvang omvang; uitrekking; uitstrekking
vän compagnon; gabber; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; pal; spitsbroeder; vriend gabbertje; intimus; kameraadje; maatje; makkertje; vriend; vriendje
- mate
VerbRelated TranslationsOther Translations
storlek diepte loden; grootte wijzigen

Related Words for "maat":


Synonyms for "maat":


Related Definitions for "maat":

  1. deeltjes van muziekstuk die hetzelfde aantal tellen duren1
    • de maat van dit liedje is: een twee drie, een twee drie1
  2. vriend of kameraad1
    • mijn maat helpt de boom omzagen1
  3. hoe groot het is1
    • welke maat schoenen heb je?1

Wiktionary Translations for maat:


Cross Translation:
FromToVia
maat takt bar — music: section of a staff
maat kompis; polare buddy — friend or casual acquaintance
maat mått measure — quantity etc. compared to a standard
maat takt measure — musical designation
maat mått measure — special mathematical function
maat storlek Größekurz für: Konfektionsgröße
maat mått Maß — Einheit, in der etwas messen wird
maat mått Maß(Plural) gemessene Größe, auch in übertragenem Sinne für die Kurven einer Frau
maat kamrat; kompis camarade — Celui ou celle qui, en partager les occupations, la vie d’une ou de plusieurs personnes, contracter avec elles une sorte d’amitié et une communauté d’intérêts.
maat omfång; storhet; storlek taillecoupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler.

maatjes form of maatje:

maatje [het ~] nomen

  1. het maatje (jongmaat; leerknecht; pupil)
    elev; lärling
  2. het maatje (makker; vriend; vriendje; )
    kompis
  3. het maatje (hartsvriendin; vriendin; kameraadje; gezel)
    hjärtevän; gosse; kamrat
  4. het maatje (vriend; spitsbroeder; gabber; )
    vän; kompis; polare; kamrat
  5. het maatje (maatjesharing)

Translation Matrix for maatje:

NounRelated TranslationsOther Translations
elev jongmaat; leerknecht; maatje; pupil jonge leerling; jongmaatje; leerling; pupil; scholier; studente; volontair; vrouwelijke student
gosse gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin baasje; jonge knaap; jongeling; jongeman; klein kereltje; snuiter
hjärtevän gezel; hartsvriendin; kameraadje; maatje; vriendin hartje
kamrat compagnon; gabber; gabbertje; gezel; hartsvriendin; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendin; vriendje metgezel
kompis compagnon; gabber; gabbertje; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje boezemvriend; genoot; gezel; hartsvriend; maat; partner
lärling jongmaat; leerknecht; maatje; pupil jongmaatje; kwekeling; leerjongen; volontair
matjesill maatje; maatjesharing
polare compagnon; gabber; gabbertje; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje boezemvriend; genoot; goser; gozer; hartsvriend; kerel; knakker; knul; vent
vän compagnon; gabber; gabbertje; gezel; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; spitsbroeder; vriend; vriendje intimus; vriend

Related Words for "maatje":


Wiktionary Translations for maatje:


Cross Translation:
FromToVia
maatje kompis; polare buddy — friend or casual acquaintance
maatje väninna; vän; kamrat friend — person whose company one enjoys