Dutch

Detailed Translations for matig from Dutch to Swedish

matig:


Translation Matrix for matig:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
anspråkslös eenvoudig; matig; sober
anspråkslöst eenvoudig; matig; sober bescheiden; dunnetjes; gering; magertjes; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; pretentieloos; schraal; schraaltjes; sobertjes; zonder pretenties
flärdfri eenvoudig; matig; sober
flärdfritt eenvoudig; matig; sober
halvtbra matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
inte dålig matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes niet mis; niet slecht
inte dåligt matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes niet mis; niet slecht
medelmåttig matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
medelmåttigt matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes middelmatige
slätstruken matig; middelmatig
spartanskt eenvoudig; matig; sober

Related Words for "matig":

  • matigheid, matiger, matigere, matigst, matigste, matige

Related Definitions for "matig":

  1. niet erg veel, goed, groot, etc.1
    • hij is een matige drinker1

Wiktionary Translations for matig:


Cross Translation:
FromToVia
matig tillgänglig abordable — rare|fr Qu’on peut aborder.

matig form of matigen:

matigen verb (matig, matigt, matigde, matigden, gematigd)

  1. matigen (beheersen; bedwingen; beteugelen; bedaren; intomen)
    behärska; hålla tillbaka
    • behärska verb (behärskar, behärskade, behärskat)
    • hålla tillbaka verb (håller tillbaka, höll tillbaka, hållit tillbaka)
  2. matigen (geld besparen; besparen; minder gebruiken)
    spara; inspara; inskränka utgifterna
    • spara verb (sparar, sparade, sparat)
    • inspara verb (insparar, insparade, insparat)
    • inskränka utgifterna verb (inskränker utgifterna, inskränkte utgifterna, inskränkt utgifterna)
  3. matigen (met mate gebruiken)
    använda sparsamt
  4. matigen (bezuinigen; besparen; korten)
    reducera; förmindra
    • reducera verb (reducerar, reducerade, reducerat)
    • förmindra verb (förmindrar, förmindrade, förmindrat)
  5. matigen (minder gebruiken; besparen)
    spara; göra inskränkningar; använda mindre
  6. matigen (zich matigen; dempen; temperen)
    begränsa; inskränka
    • begränsa verb (begränsar, begränsade, begränsat)
    • inskränka verb (inskränker, inskränkte, inskränkt)

Conjugations for matigen:

o.t.t.
  1. matig
  2. matigt
  3. matigt
  4. matigen
  5. matigen
  6. matigen
o.v.t.
  1. matigde
  2. matigde
  3. matigde
  4. matigden
  5. matigden
  6. matigden
v.t.t.
  1. heb gematigd
  2. hebt gematigd
  3. heeft gematigd
  4. hebben gematigd
  5. hebben gematigd
  6. hebben gematigd
v.v.t.
  1. had gematigd
  2. had gematigd
  3. had gematigd
  4. hadden gematigd
  5. hadden gematigd
  6. hadden gematigd
o.t.t.t.
  1. zal matigen
  2. zult matigen
  3. zal matigen
  4. zullen matigen
  5. zullen matigen
  6. zullen matigen
o.v.t.t.
  1. zou matigen
  2. zou matigen
  3. zou matigen
  4. zouden matigen
  5. zouden matigen
  6. zouden matigen
en verder
  1. ben gematigd
  2. bent gematigd
  3. is gematigd
  4. zijn gematigd
  5. zijn gematigd
  6. zijn gematigd
diversen
  1. matig!
  2. matigt!
  3. gematigd
  4. matigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for matigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
använda mindre besparen; matigen; minder gebruiken
använda sparsamt matigen; met mate gebruiken
begränsa dempen; matigen; temperen; zich matigen afbakenen; afgrenzen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; omlijnen; van grenzen voorzien
behärska bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onder controle hebben
förmindra besparen; bezuinigen; korten; matigen
göra inskränkningar besparen; matigen; minder gebruiken
hålla tillbaka bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen afhouden; bedwingen; beletten; beteugelen; ervanaf houden; in bedwang houden; onderdrukken; onthouden; ophopen; opkroppen; opnemen; opslaan; opstapelen; terughouden; weerhouden
inskränka dempen; matigen; temperen; zich matigen beknotten; beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren
inskränka utgifterna besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken
inspara besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken
reducera besparen; bezuinigen; korten; matigen afprijzen; door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; lager maken; minder maken; minimaliseren; reduceren; verdikken; verlagen; verminderen
spara besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken achterhouden; archiveren; behouden; bespreken; bewaren; in acht nemen; ontzien; opbergen; opslaan; opsparen; opzijleggen; reis boeken; reserveren; sparen; terughouden; vastleggen; verschonen; zuinig zijn

Wiktionary Translations for matigen:


Cross Translation:
FromToVia
matigen mildra; dämpa temper — to moderate or control