Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- meegaand:
- meegaan:
-
Wiktionary:
- meegaand → undfallande, eftergiven, foglig
- meegaan → syna
Dutch
Detailed Translations for meegaand from Dutch to Swedish
meegaand:
-
meegaand (inschikkelijk; soepel; gewillig; toegeeflijk; gedwee; toegevend)
-
meegaand (buigzaam; flexibel; soepel)
böjligt; smidig; mjukt; smidigt; eftergivligt; eftergivlig-
böjligt adj
-
smidig adj
-
mjukt adj
-
smidigt adv
-
eftergivligt adj
-
eftergivlig adj
-
-
meegaand (gedwee; onderworpen; volgzaam)
läraktig; foglig; fogligt; lätthanterligt; läraktigt-
läraktig adj
-
foglig adj
-
fogligt adj
-
lätthanterligt adj
-
läraktigt adj
-
Translation Matrix for meegaand:
Related Words for "meegaand":
Wiktionary Translations for meegaand:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meegaand | → undfallande; eftergiven | ↔ nachgiebig — Charakter: einen Standpunkt nicht konsequent verfolgend |
• meegaand | → foglig | ↔ accommodant — Qui s’accommoder à tous et à tout. |
meegaand form of meegaan:
-
meegaan (vergezellen; begeleiden; chaperonneren; volgen; geleiden; escorteren; meelopen)
Conjugations for meegaan:
o.t.t.
- ga mee
- gaat mee
- gaat mee
- gaan mee
- gaan mee
- gaan mee
o.v.t.
- ging mee
- ging mee
- ging mee
- gingen mee
- gingen mee
- gingen mee
v.t.t.
- ben meegegaan
- bent meegegaan
- is meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
- zijn meegegaan
v.v.t.
- was meegegaan
- was meegegaan
- was meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
- waren meegegaan
o.t.t.t.
- zal meegaan
- zult meegaan
- zal meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
- zullen meegaan
o.v.t.t.
- zou meegaan
- zou meegaan
- zou meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
- zouden meegaan
diversen
- ga mee!
- gaat mee!
- meegegaan
- meegaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meegaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
eskortera | escorte; geleide; stoet; volgstoet | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ackompanjera | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | |
eskortera | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | binnen brengen; binnenleiden |
följa | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | bijhouden; jachten; nakomen; naleven; navolgen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opvolgen; volgen; voortjagen |
ledsaga | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen |