Summary
Dutch
Detailed Translations for meer from Dutch to Swedish
meer:
-
het meer (zoetwatermeer)
– grote waterplas, omgeven door land 1
Translation Matrix for meer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
damm | meer; zoetwatermeer | afsluitdijk; dam; dijk; keerdam; plas; poel; reservoir; rijsdam; stof; stofdeeltjes; stuw; stuwdam; vergaarbak; vijver; waterkering |
sjö | meer; zoetwatermeer | |
- | extra | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
- | aanvullend; extra | |
Adverb | Related Translations | Other Translations |
- | verder | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
mer | meer | frequenter; vaker |
Related Words for "meer":
Synonyms for "meer":
Antonyms for "meer":
Related Definitions for "meer":
Wiktionary Translations for meer:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• meer | → längre | ↔ any more — in negative or interrogative constructions |
• meer | → vatten; tjärn; insjö; sjö | ↔ lake — body of water |
• meer | → sjö | ↔ See — Namensbestandteil vieler Seen[1] |
• meer | → insjö | ↔ See — ein stehendes Gewässer, das von Land umgeben ist |
• meer | → mer; mera | ↔ davantage — Plus. (Sens général). |
• meer | → sjö; insjö | ↔ lac — Étendue d’eau (1): |
• meer | → vattenpuss; pöl; damm | ↔ mare — petit lac, étendue d’eau |
• meer | → mest | ↔ plus — Comparatif de beaucoup |
meer form of meren:
-
meren (vastmeren; aanleggen; aanmeren; vastleggen; vastbinden; vastmaken; afmeren)
Conjugations for meren:
o.t.t.
- meer
- meert
- meert
- meren
- meren
- meren
o.v.t.
- meerde
- meerde
- meerde
- meerden
- meerden
- meerden
v.t.t.
- heb gemeerd
- hebt gemeerd
- heeft gemeerd
- hebben gemeerd
- hebben gemeerd
- hebben gemeerd
v.v.t.
- had gemeerd
- had gemeerd
- had gemeerd
- hadden gemeerd
- hadden gemeerd
- hadden gemeerd
o.t.t.t.
- zal meren
- zult meren
- zal meren
- zullen meren
- zullen meren
- zullen meren
o.v.t.t.
- zou meren
- zou meren
- zou meren
- zouden meren
- zouden meren
- zouden meren
en verder
- ben gemeerd
- bent gemeerd
- is gemeerd
- zijn gemeerd
- zijn gemeerd
- zijn gemeerd
diversen
- meer!
- meert!
- gemeerd
- merend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sjöar | meren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
förtöja | aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren |