Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. meespelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for meespelen from Dutch to Swedish

meespelen:

meespelen verb (speel mee, speelt mee, speelde mee, speelden mee, meegespeeld)

  1. meespelen (meedoen)
    medverka; delta; spela med
    • medverka verb (medverkar, medverkade, medverkat)
    • delta verb (deltar, deltog, deltagit)
    • spela med verb (spelar med, spelade med, spelat med)

Conjugations for meespelen:

o.t.t.
  1. speel mee
  2. speelt mee
  3. speelt mee
  4. spelen mee
  5. spelen mee
  6. spelen mee
o.v.t.
  1. speelde mee
  2. speelde mee
  3. speelde mee
  4. speelden mee
  5. speelden mee
  6. speelden mee
v.t.t.
  1. heb meegespeeld
  2. hebt meegespeeld
  3. heeft meegespeeld
  4. hebben meegespeeld
  5. hebben meegespeeld
  6. hebben meegespeeld
v.v.t.
  1. had meegespeeld
  2. had meegespeeld
  3. had meegespeeld
  4. hadden meegespeeld
  5. hadden meegespeeld
  6. hadden meegespeeld
o.t.t.t.
  1. zal meespelen
  2. zult meespelen
  3. zal meespelen
  4. zullen meespelen
  5. zullen meespelen
  6. zullen meespelen
o.v.t.t.
  1. zou meespelen
  2. zou meespelen
  3. zou meespelen
  4. zouden meespelen
  5. zouden meespelen
  6. zouden meespelen
diversen
  1. speel mee!
  2. speelt mee!
  3. meegespeeld
  4. meespelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meespelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
delta meedoen; meespelen
medverka meedoen; meespelen bijdragen
spela med meedoen; meespelen

Wiktionary Translations for meespelen:


Cross Translation:
FromToVia
meespelen spela play — participate in (a sport or game)