Dutch
Detailed Translations for moeten from Dutch to Swedish
moeten:
-
moeten (willen; believen)
-
moeten (verplicht zijn; dienen)
Conjugations for moeten:
o.t.t.
- moet
- moet
- moet
- moeten
- moeten
- moeten
o.v.t.
- moest
- moest
- moest
- moesten
- moesten
- moesten
v.t.t.
- heb gemoeten
- hebt gemoeten
- heeft gemoeten
- hebben gemoeten
- hebben gemoeten
- hebben gemoeten
v.v.t.
- had gemoeten
- had gemoeten
- had gemoeten
- hadden gemoeten
- hadden gemoeten
- hadden gemoeten
o.t.t.t.
- zal moeten
- zult moeten
- zal moeten
- zullen moeten
- zullen moeten
- zullen moeten
o.v.t.t.
- zou moeten
- zou moeten
- zou moeten
- zouden moeten
- zouden moeten
- zouden moeten
diversen
- moet!
- moet!
- gemoeten
- moetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for moeten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
måste | moeten | aandrang; drang; must; vereiste |
Verb | Related Translations | Other Translations |
behöva | believen; moeten; willen | behoeven; benodigen; hoeven; nodig hebben |
få | believen; moeten; willen | halen; mogen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; pakken |
måste | believen; moeten; willen | |
vara förpliktigad | dienen; moeten; verplicht zijn | door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen |
vara tvungen | dienen; moeten; verplicht zijn | |
- | dienen; zullen | |
Other | Related Translations | Other Translations |
få | weinig | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
få | luttel; weinig | |
måste | cruciaal; elementair; essentieel; noodzakelijk; per se; vereist |