Dutch
Detailed Translations for naga from Dutch to Swedish
nagaan:
-
nagaan (controleren; nakijken)
-
nagaan (natrekken; checken; verifiëren)
-
nagaan (verifieren; zekerstellen)
Conjugations for nagaan:
o.t.t.
- ga na
- gaat na
- gaat na
- gaan na
- gaan na
- gaan na
o.v.t.
- ging na
- ging na
- ging na
- gingen na
- gingen na
- gingen na
v.t.t.
- ben nagegaan
- bent nagegaan
- is nagegaan
- zijn nagegaan
- zijn nagegaan
- zijn nagegaan
v.v.t.
- was nagegaan
- was nagegaan
- was nagegaan
- waren nagegaan
- waren nagegaan
- waren nagegaan
o.t.t.t.
- zal nagaan
- zult nagaan
- zal nagaan
- zullen nagaan
- zullen nagaan
- zullen nagaan
o.v.t.t.
- zou nagaan
- zou nagaan
- zou nagaan
- zouden nagaan
- zouden nagaan
- zouden nagaan
en verder
- heb nagegaan
- hebt nagegaan
- heeft nagegaan
- hebben nagegaan
- hebben nagegaan
- hebben nagegaan
diversen
- ga na!
- gaat na!
- nagegaan
- nagaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nagaan:
Wiktionary Translations for nagaan:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nagaan | → betrakta | ↔ considérer — regarder attentivement. |
• nagaan | → bepröva; undersöka | ↔ examiner — observer avec attention, avec réflexion. |
• nagaan | → söka om igen | ↔ rechercher — (1) |