Dutch
Detailed Translations for nept from Dutch to Swedish
nept form of neppen:
-
neppen
Conjugations for neppen:
o.t.t.
- nep
- nept
- nept
- neppen
- neppen
- neppen
o.v.t.
- nepte
- nepte
- nepte
- nepten
- nepten
- nepten
v.t.t.
- heb genept
- hebt genept
- heeft genept
- hebben genept
- hebben genept
- hebben genept
v.v.t.
- had genept
- had genept
- had genept
- hadden genept
- hadden genept
- hadden genept
o.t.t.t.
- zal neppen
- zult neppen
- zal neppen
- zullen neppen
- zullen neppen
- zullen neppen
o.v.t.t.
- zou neppen
- zou neppen
- zou neppen
- zouden neppen
- zouden neppen
- zouden neppen
en verder
- ben genept
- bent genept
- is genept
- zijn genept
- zijn genept
- zijn genept
diversen
- nep!
- nept!
- genept
- neppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for neppen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bedra | neppen | afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; frauderen; misleiden; oplichten; sjoemelen; tillen; voorspiegelen; wijsmaken; zwendelen |
lura | neppen | aanlokken; afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; beetnemen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; dichtbijlokken; foppen; frauderen; lokken; meelokken; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; tevoorschijn lokken; tillen; verleiden; verlokken; verneuken; voorspiegelen; voortlokken; weglokken; zwendelen |
narra | neppen | aanlokken; afzetten; bedotten; lokken; meelokken; tillen; verleiden; verlokken; voorspiegelen; voortlokken; weglokken |
svindla | neppen | afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; duizelig worden; misleiden; oplichten; verneuken; zwendelen |