Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. ontginnen:


Dutch

Detailed Translations for ontgon from Dutch to Swedish

ontginnen:

ontginnen verb (ontgin, ontgint, ontgon, ontgonnen, ontgonnen)

  1. ontginnen (bouwklaar maken)
    bemaktiga
    • bemaktiga verb (bemaktigar, bemaktigade, bemaktigat)
  2. ontginnen (geschikt maken voor bebouwing)
    utvecklas
    • utvecklas verb (utvecklar, utvecklade, utvecklat)
  3. ontginnen (voor landbouw klaar maken)
    kultivera; utveckla; odla

Conjugations for ontginnen:

o.t.t.
  1. ontgin
  2. ontgint
  3. ontgint
  4. ontginnen
  5. ontginnen
  6. ontginnen
o.v.t.
  1. ontgon
  2. ontgon
  3. ontgon
  4. ontgonnen
  5. ontgonnen
  6. ontgonnen
v.t.t.
  1. heb ontgonnen
  2. hebt ontgonnen
  3. heeft ontgonnen
  4. hebben ontgonnen
  5. hebben ontgonnen
  6. hebben ontgonnen
v.v.t.
  1. had ontgonnen
  2. had ontgonnen
  3. had ontgonnen
  4. hadden ontgonnen
  5. hadden ontgonnen
  6. hadden ontgonnen
o.t.t.t.
  1. zal ontginnen
  2. zult ontginnen
  3. zal ontginnen
  4. zullen ontginnen
  5. zullen ontginnen
  6. zullen ontginnen
o.v.t.t.
  1. zou ontginnen
  2. zou ontginnen
  3. zou ontginnen
  4. zouden ontginnen
  5. zouden ontginnen
  6. zouden ontginnen
en verder
  1. is ontgonnen
  2. zijn ontgonnen
diversen
  1. ontgin!
  2. ontgint!
  3. ontgonnen
  4. ontginnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontginnen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bemaktiga bouwklaar maken; ontginnen
kultivera ontginnen; voor landbouw klaar maken
odla ontginnen; voor landbouw klaar maken aankweken; aanplanten; aardappelen poten; beschaven; civiliseren; cultiveren; fokken; genereren; groeien; groot worden; kweken; ontwikkelen; opgroeien; opkweken; planten; poten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
utveckla ontginnen; voor landbouw klaar maken bouwrijp maken; evolueren; ontplooien; ontwikkelen; openklappen; tot ontwikkeling brengen; uiteenvouwen; volgroeien; volwassen worden
utvecklas geschikt maken voor bebouwing; ontginnen groeien; groot worden; ontplooien; opgroeien; uiteenvouwen; vorderingen maken