Dutch
Detailed Translations for ontwrichten from Dutch to Swedish
ontwrichten:
-
ontwrichten (disloqueren; uit het lid brengen)
-
ontwrichten (verstuiken; zwikken; verzwikken)
-
ontwrichten (verlammen; krachteloos maken)
Conjugations for ontwrichten:
o.t.t.
- ontwricht
- ontwricht
- ontwricht
- ontwrichten
- ontwrichten
- ontwrichten
o.v.t.
- ontwrichtte
- ontwrichtte
- ontwrichtte
- ontwrichtten
- ontwrichtten
- ontwrichtten
v.t.t.
- heb ontwricht
- hebt ontwricht
- heeft ontwricht
- hebben ontwricht
- hebben ontwricht
- hebben ontwricht
v.v.t.
- had ontwricht
- had ontwricht
- had ontwricht
- hadden ontwricht
- hadden ontwricht
- hadden ontwricht
o.t.t.t.
- zal ontwrichten
- zult ontwrichten
- zal ontwrichten
- zullen ontwrichten
- zullen ontwrichten
- zullen ontwrichten
o.v.t.t.
- zou ontwrichten
- zou ontwrichten
- zou ontwrichten
- zouden ontwrichten
- zouden ontwrichten
- zouden ontwrichten
en verder
- ben ontwricht
- bent ontwricht
- is ontwricht
- zijn ontwricht
- zijn ontwricht
- zijn ontwricht
diversen
- ontwricht!
- ontwricht!
- ontwricht
- ontwrichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontwrichten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
sträcka | afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg; wegvak | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
förlama | krachteloos maken; ontwrichten; verlammen | krachteloos maken; lamleggen; machteloos maken; verlammen |
sträcka | disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen | bespannen; komen tot; oprekken; opspannen; reiken; rekken; spannen; uitrekken |
stuka | ontwrichten; verstuiken; verzwikken; zwikken | |
vricka | disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen; verstuiken; verzwikken; zwikken | wrikken |
Wiktionary Translations for ontwrichten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontwrichten | → underminera | ↔ undermine — hinder, sabotage |