Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opschrikken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opschrikken from Dutch to Swedish

opschrikken:

opschrikken verb (schrik op, schrikt op, schrok op, schrokken op, opgeschrokken)

  1. opschrikken
    bli häpen; baxna
    • bli häpen verb (blir häpen, blev häpen, blivit häpen)
    • baxna verb (baxnar, baxnade, baxnat)

Conjugations for opschrikken:

o.t.t.
  1. schrik op
  2. schrikt op
  3. schrikt op
  4. schrikken op
  5. schrikken op
  6. schrikken op
o.v.t.
  1. schrok op
  2. schrok op
  3. schrok op
  4. schrokken op
  5. schrokken op
  6. schrokken op
v.t.t.
  1. heb opgeschrokken
  2. hebt opgeschrokken
  3. heeft opgeschrokken
  4. hebben opgeschrokken
  5. hebben opgeschrokken
  6. hebben opgeschrokken
v.v.t.
  1. had opgeschrokken
  2. had opgeschrokken
  3. had opgeschrokken
  4. hadden opgeschrokken
  5. hadden opgeschrokken
  6. hadden opgeschrokken
o.t.t.t.
  1. zal opschrikken
  2. zult opschrikken
  3. zal opschrikken
  4. zullen opschrikken
  5. zullen opschrikken
  6. zullen opschrikken
o.v.t.t.
  1. zou opschrikken
  2. zou opschrikken
  3. zou opschrikken
  4. zouden opschrikken
  5. zouden opschrikken
  6. zouden opschrikken
en verder
  1. ben opgeschrokken
  2. bent opgeschrokken
  3. is opgeschrokken
  4. zijn opgeschrokken
  5. zijn opgeschrokken
  6. zijn opgeschrokken
diversen
  1. schrik op!
  2. schrikt op!
  3. opgeschrokken
  4. opschrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opschrikken [znw.] nomen

  1. opschrikken

Translation Matrix for opschrikken:

NounRelated TranslationsOther Translations
vara förskräckd opschrikken
VerbRelated TranslationsOther Translations
baxna opschrikken
bli häpen opschrikken

Wiktionary Translations for opschrikken:


Cross Translation:
FromToVia
opschrikken hoppa; hoppa till jump — react to a sudden stimulus by jerking the body violently
opschrikken rycka till start — to jerk suddenly in surprise

Related Translations for opschrikken