Dutch
Detailed Translations for opzij leggen from Dutch to Swedish
opzij leggen:
Conjugations for opzij leggen:
o.t.t.
- leg opzij
- legt opzij
- legt opzij
- leggen opzij
- leggen opzij
- leggen opzij
o.v.t.
- legde opzij
- legde opzij
- legde opzij
- legden opzij
- legden opzij
- legden opzij
v.t.t.
- heb opzij gelegd
- hebt opzij gelegd
- heeft opzij gelegd
- hebben opzij gelegd
- hebben opzij gelegd
- hebben opzij gelegd
v.v.t.
- had opzij gelegd
- had opzij gelegd
- had opzij gelegd
- hadden opzij gelegd
- hadden opzij gelegd
- hadden opzij gelegd
o.t.t.t.
- zal opzij leggen
- zult opzij leggen
- zal opzij leggen
- zullen opzij leggen
- zullen opzij leggen
- zullen opzij leggen
o.v.t.t.
- zou opzij leggen
- zou opzij leggen
- zou opzij leggen
- zouden opzij leggen
- zouden opzij leggen
- zouden opzij leggen
diversen
- leg opzij!
- legt opzij!
- opzij gelegd
- opzij leggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opzij leggen
ligga brevid-
ligga brevid nomen
-
Translation Matrix for opzij leggen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ligga brevid | opzij leggen | |
lägga upp | opdienen; serveren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
hamstra | hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten | |
lagra | bewaren; opzij leggen; wegzetten | bewaren; deponeren; opslaan; stallen |
lägga undan | bewaren; opzij leggen; wegzetten | |
lägga upp | bewaren; opzij leggen; wegzetten | opdissen; opscheppen; zich bedienen; zich bedienen aan tafel |
lägga åt sidan | hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten | |
samla på lager | bewaren; opzij leggen; wegzetten |