Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. pellen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pellen from Dutch to Swedish

pellen:

pellen verb (pel, pelt, pelde, pelden, gepeld)

  1. pellen (schillen; jassen)
    skala
    • skala verb (skalar, skalade, skalat)
  2. pellen (doppen)
    fjälla
    • fjälla verb (fjällar, fjällade, fjällat)

Conjugations for pellen:

o.t.t.
  1. pel
  2. pelt
  3. pelt
  4. pellen
  5. pellen
  6. pellen
o.v.t.
  1. pelde
  2. pelde
  3. pelde
  4. pelden
  5. pelden
  6. pelden
v.t.t.
  1. heb gepeld
  2. hebt gepeld
  3. heeft gepeld
  4. hebben gepeld
  5. hebben gepeld
  6. hebben gepeld
v.v.t.
  1. had gepeld
  2. had gepeld
  3. had gepeld
  4. hadden gepeld
  5. hadden gepeld
  6. hadden gepeld
o.t.t.t.
  1. zal pellen
  2. zult pellen
  3. zal pellen
  4. zullen pellen
  5. zullen pellen
  6. zullen pellen
o.v.t.t.
  1. zou pellen
  2. zou pellen
  3. zou pellen
  4. zouden pellen
  5. zouden pellen
  6. zouden pellen
en verder
  1. is gepeld
  2. zijn gepeld
diversen
  1. pel!
  2. pelt!
  3. gepeld
  4. pellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

pellen [het ~] nomen

  1. het pellen (doppen)

Translation Matrix for pellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fjälla spaander
skala gamma; scala; spectrum
skalande doppen; pellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
fjälla doppen; pellen vervellen; zich laten schillen
skala jassen; pellen; schillen schaal aanpassen

Wiktionary Translations for pellen:


Cross Translation:
FromToVia
pellen flaga av; flaga; skala pellen — Haut oder Schale entfernen
pellen skala pare — To remove the outer covering or skin of something with a knife
pellen skala ned; göra avkall; minska pare — To reduce or trim something (as if) by cutting off