Dutch
Detailed Translations for plaatsen from Dutch to Swedish
plaatsen:
-
plaatsen (deponeren; leggen; zetten; neerleggen; stationeren; neerzetten)
-
plaatsen (leggen; zetten)
-
plaatsen (neerzetten; zetten; bijzetten)
-
plaatsen (neerleggen; leggen; deponeren; wegleggen)
-
plaatsen (situeren; zich afspelen)
-
plaatsen (zetten)
-
plaatsen (plaats toekennen)
-
plaatsen (stationeren; posten; posteren)
-
plaatsen (iemand onderdak verlenen; onderdak verschaffen; huisvesten; herbergen; onderbrengen; onderdak geven)
-
plaatsen (monteren en aansluiten; installeren; aanleggen; aanbrengen)
Conjugations for plaatsen:
o.t.t.
- plaats
- plaatst
- plaatst
- plaatsen
- plaatsen
- plaatsen
o.v.t.
- plaatste
- plaatste
- plaatste
- plaatsten
- plaatsten
- plaatsten
v.t.t.
- heb geplaatst
- hebt geplaatst
- heeft geplaatst
- hebben geplaatst
- hebben geplaatst
- hebben geplaatst
v.v.t.
- had geplaatst
- had geplaatst
- had geplaatst
- hadden geplaatst
- hadden geplaatst
- hadden geplaatst
o.t.t.t.
- zal plaatsen
- zult plaatsen
- zal plaatsen
- zullen plaatsen
- zullen plaatsen
- zullen plaatsen
o.v.t.t.
- zou plaatsen
- zou plaatsen
- zou plaatsen
- zouden plaatsen
- zouden plaatsen
- zouden plaatsen
en verder
- ben geplaatst
- bent geplaatst
- is geplaatst
- zijn geplaatst
- zijn geplaatst
- zijn geplaatst
diversen
- plaats!
- plaatst!
- geplaatst
- plaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for plaatsen:
Related Words for "plaatsen":
Synonyms for "plaatsen":
Related Definitions for "plaatsen":
Wiktionary Translations for plaatsen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plaatsen | → lägga; placera; ställa; sätta | ↔ place — to put in a specific location |
• plaatsen | → sätta; ställa; lägga; he; placera | ↔ put — to place something somewhere |
• plaatsen | → teckna; underteckna | ↔ zeichnen — (transitiv) unterzeichnen |
• plaatsen | → använda; begagna; bruka; lägga; ställa; sätta | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• plaatsen | → lägga; ställa; sätta | ↔ mettre — placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé. |
• plaatsen | → lägga; ställa; sätta; bygga; inreda; inställa; göra | ↔ poser — placer, mettre sur quelque chose. |
plaats:
Translation Matrix for plaats:
Noun | Related Translations | Other Translations |
landsdel | gebied; gewest; gouw; landstreek; oord; plaats; regio; streek | |
ort | locatie; plaats; plek | |
plats | locatie; plaats; plek | ligging; locatie; site |
- | locatie; plek; punt |
Related Words for "plaats":
Synonyms for "plaats":
Related Definitions for "plaats":
Wiktionary Translations for plaats:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• plaats | → läge; plats | ↔ location — place |
• plaats | → plats; placering; post; säte; ställe | ↔ place — location, position |
• plaats | → punkt; plats | ↔ point — location or place |
• plaats | → plats | ↔ spot — location or area |
• plaats | → torg | ↔ square — open space in a town |
• plaats | → läge | ↔ Lage — Stelle, an der etwas liegt |
• plaats | → plats | ↔ Platz — weitläufige, offene Fläche, die als Betätigungs-,Veranstaltungs-, Erholungs- oder Versammlungsort dient |
• plaats | → plats | ↔ Platz — ein bestimmter Ort oder eine bestimmte Stelle |
• plaats | → plats | ↔ Platz — ein bestimmter Rang oder eine bestimmte Position |
• plaats | → plats | ↔ Platz — Stelle, an der man sitzen oder stehen kann (Sitzplatz) |
• plaats | → plats | ↔ Platz — ohne Plural: verfügbarer Raum |
• plaats | → position | ↔ Position — Ort, Standort |
• plaats | → stad | ↔ cité — ville, surtout quand on vouloir en faire ressortir l’importance. |
• plaats | → gård; gårdstomt | ↔ cour — espace découvert qui dépendre d’une maison, d’un hôtel, etc., et qui est entourer de murs ou de bâtiments. |
• plaats | → ämbete | ↔ emploi — usage qu’on fait de quelque chose. |
• plaats | → ställe; plats; ort | ↔ endroit — Partie bien déterminée d’un espace, d’une chose ou d’un corps. |
• plaats | → ämbete | ↔ fonction — Activité qui tend à un but précis |
• plaats | → ort | ↔ lieu — portion de l’espace, soit prise en elle-même, soit considérée par rapport à ce qui l’occuper. |
• plaats | → by; köping; ort | ↔ localité — lieu habité. |
• plaats | → tjänst; ämbete | ↔ office — Fonction, emploi |
• plaats | → tjänst; sektion; ämbete | ↔ service — état, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité. |
• plaats | → stad | ↔ ville — Zone urbaine fortement peuplée dans laquelle se concentre la majorité des activités humaines d’un pays |