Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. polijsten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for polijst from Dutch to Swedish

polijsten:

polijsten verb (polijst, polijstte, polijstten, gepolijst)

  1. polijsten
    polera; damma av
    • polera verb (polerar, polerade, polerat)
    • damma av verb (dammar av, dammade av, dammat av)

Conjugations for polijsten:

o.t.t.
  1. polijst
  2. polijst
  3. polijst
  4. polijsten
  5. polijsten
  6. polijsten
o.v.t.
  1. polijstte
  2. polijstte
  3. polijstte
  4. polijstten
  5. polijstten
  6. polijstten
v.t.t.
  1. heb gepolijst
  2. hebt gepolijst
  3. heeft gepolijst
  4. hebben gepolijst
  5. hebben gepolijst
  6. hebben gepolijst
v.v.t.
  1. had gepolijst
  2. had gepolijst
  3. had gepolijst
  4. hadden gepolijst
  5. hadden gepolijst
  6. hadden gepolijst
o.t.t.t.
  1. zal polijsten
  2. zult polijsten
  3. zal polijsten
  4. zullen polijsten
  5. zullen polijsten
  6. zullen polijsten
o.v.t.t.
  1. zou polijsten
  2. zou polijsten
  3. zou polijsten
  4. zouden polijsten
  5. zouden polijsten
  6. zouden polijsten
en verder
  1. is gepolijst
  2. zijn gepolijst
diversen
  1. polijst!
  2. polijst!
  3. gepolijst
  4. polijstend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for polijsten:

NounRelated TranslationsOther Translations
damma av afnemen; afstoffen; afwissen
VerbRelated TranslationsOther Translations
damma av polijsten afnemen; afstoffen; stoffen
polera polijsten effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; politoeren; uitslijpen; wegslijpen; wrijven

Related Definitions for "polijsten":

  1. glad en glanzend schuren1
    • de diamant werd gepolijst1

Wiktionary Translations for polijsten:


Cross Translation:
FromToVia
polijsten polera; putsa polish — make a surface smooth or shiny