Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. schaar:
  2. scharen:
  3. Wiktionary:
    • schaar → sax
    • schaar → sax


Dutch

Detailed Translations for schaar from Dutch to Swedish

schaar:

schaar [de ~] nomen

  1. de schaar (schare; kudde; massa; )
    flock; grupp; massa; hord

Translation Matrix for schaar:

NounRelated TranslationsOther Translations
flock drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep
grupp drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep aantal personen bijeen; blaaskapel; categorie; classificatie; community; distributiegroep; distributielijst; factie; fanfare; fanfarekorps; gemeente; gezelschap; groep; groep mensen; groepering; harmonie; kapel; kernploeg; klasse; muziekkorps; partij; ploeg; suite; team; werkgroep
hord drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
massa drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep bende; berg; drom; hoop; horde; kluit; massa; menigte; schare

Related Words for "schaar":


Related Definitions for "schaar":

  1. gereedschap dat bestaat uit twee scherpe helften die elkaar kruisen1
    • met de schaar knip ik het papier door1
  2. grijporgaan van sommige dieren1
    • een kreeft heeft scharen1

Wiktionary Translations for schaar:

schaar
noun
  1. gereedschap waarbij een tweetal langs elkaar snijdende messen een rechte of strakke snede maakt
    • schaarsax

Cross Translation:
FromToVia
schaar sax Schere — Gerät zum Schneiden von Papier u.ä.
schaar sax scissors — tool used for cutting
schaar sax ciseau — Instrument de fer ou d’acier composé de deux branches mobiles tranchantes en dedans
schaar sax ciseaux — Instrument à deux lames... pour couper ou rogner.

scharen:

scharen verb (schaar, schaart, schaarde, schaarden, geschaard)

  1. scharen
    ordna; ställa på rad; rada upp
    • ordna verb (ordnar, ordnade, ordnat)
    • ställa på rad verb (ställer på rad, ställde på rad, ställt på rad)
    • rada upp verb (radar upp, radade upp, radat upp)

Conjugations for scharen:

o.t.t.
  1. schaar
  2. schaart
  3. schaart
  4. scharen
  5. scharen
  6. scharen
o.v.t.
  1. schaarde
  2. schaarde
  3. schaarde
  4. schaarden
  5. schaarden
  6. schaarden
v.t.t.
  1. heb geschaard
  2. hebt geschaard
  3. heeft geschaard
  4. hebben geschaard
  5. hebben geschaard
  6. hebben geschaard
v.v.t.
  1. had geschaard
  2. had geschaard
  3. had geschaard
  4. hadden geschaard
  5. hadden geschaard
  6. hadden geschaard
o.t.t.t.
  1. zal scharen
  2. zult scharen
  3. zal scharen
  4. zullen scharen
  5. zullen scharen
  6. zullen scharen
o.v.t.t.
  1. zou scharen
  2. zou scharen
  3. zou scharen
  4. zouden scharen
  5. zouden scharen
  6. zouden scharen
en verder
  1. ben geschaard
  2. bent geschaard
  3. is geschaard
  4. zijn geschaard
  5. zijn geschaard
  6. zijn geschaard
diversen
  1. schaar!
  2. schaart!
  3. geschaard
  4. scharende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for scharen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ordna scharen afspreken; archiveren; arrangeren; bedisselen; bevelen; bewaren; classificeren; dicteren; gebieden; gelasten; iets op touw zetten; iets regelen; in het gelid stellen; inrichten; installeren; op orde brengen; opbergen; opslaan; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; rechtmaken; regelen; reglementeren; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken; voorschrijven
rada upp scharen
ställa på rad scharen

Related Words for "scharen":