Dutch
Detailed Translations for spenderen from Dutch to Swedish
spenderen:
Conjugations for spenderen:
o.t.t.
- spendeer
- spendeert
- spendeert
- spenderen
- spenderen
- spenderen
o.v.t.
- spendeerde
- spendeerde
- spendeerde
- spendeerden
- spendeerden
- spendeerden
v.t.t.
- heb gespendeerd
- hebt gespendeerd
- heeft gespendeerd
- hebben gespendeerd
- hebben gespendeerd
- hebben gespendeerd
v.v.t.
- had gespendeerd
- had gespendeerd
- had gespendeerd
- hadden gespendeerd
- hadden gespendeerd
- hadden gespendeerd
o.t.t.t.
- zal spenderen
- zult spenderen
- zal spenderen
- zullen spenderen
- zullen spenderen
- zullen spenderen
o.v.t.t.
- zou spenderen
- zou spenderen
- zou spenderen
- zouden spenderen
- zouden spenderen
- zouden spenderen
en verder
- ben gespendeerd
- bent gespendeerd
- is gespendeerd
- zijn gespendeerd
- zijn gespendeerd
- zijn gespendeerd
diversen
- spendeer!
- spendeert!
- gespendeerd
- spenderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spenderen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
betala | besteden; spenderen; uitgeven | afrekenen; bekopen; bekostigen; betalen; dokken; lonen; voldoen; zich kwijten |
spendera | besteden; spenderen; uitgeven | doorjagen; iets uitgeven; opmaken; uitspatten; verbruiken |