Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. stap:
  2. stappen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stap from Dutch to Swedish

stap:

stap [de ~ (m)] nomen

  1. de stap (schrede; pas)
    steg

Translation Matrix for stap:

NounRelated TranslationsOther Translations
steg pas; schrede; stap autoped; avance; loopvlak; passen; schreden; stappen; step; toenadering; traptrede; tred; trede; treden; tree; voetstappen
- pas

Related Words for "stap":

  • stappen, stapje, stapjes, stapjes

Synonyms for "stap":


Related Definitions for "stap":

  1. keer dat je je ene voet voor je andere zet1
    • hij deed een stap naar voren1

Wiktionary Translations for stap:


Cross Translation:
FromToVia
stap steg pas — Le mouvement que fait une personne ou un animal mettre un pied devant l’autre pour marcher.
stap bemödande requête — Demande écrite ou verbale (sens générale)

stappen:

stappen verb (stap, stapt, stapte, stapten, gestapt)

  1. stappen (de hort op gaan; uitgaan)
    vara ute och festa; rumla; ruckla
    • vara ute och festa verb (är ute och festa, var ute och festa, varit ute och festa)
    • rumla verb (rumlar, rumlade, rumlat)
    • ruckla verb (rucklar, rucklade, rucklat)
  2. stappen (zich voortbewegen; gaan; lopen)
    åka vidare
    • åka vidare verb (åker vidare, åkte vidare, åkt vidare)

Conjugations for stappen:

o.t.t.
  1. stap
  2. stapt
  3. stapt
  4. stappen
  5. stappen
  6. stappen
o.v.t.
  1. stapte
  2. stapte
  3. stapte
  4. stapten
  5. stapten
  6. stapten
v.t.t.
  1. heb gestapt
  2. hebt gestapt
  3. heeft gestapt
  4. hebben gestapt
  5. hebben gestapt
  6. hebben gestapt
v.v.t.
  1. had gestapt
  2. had gestapt
  3. had gestapt
  4. hadden gestapt
  5. hadden gestapt
  6. hadden gestapt
o.t.t.t.
  1. zal stappen
  2. zult stappen
  3. zal stappen
  4. zullen stappen
  5. zullen stappen
  6. zullen stappen
o.v.t.t.
  1. zou stappen
  2. zou stappen
  3. zou stappen
  4. zouden stappen
  5. zouden stappen
  6. zouden stappen
en verder
  1. ben gestapt
  2. bent gestapt
  3. is gestapt
  4. zijn gestapt
  5. zijn gestapt
  6. zijn gestapt
diversen
  1. stap!
  2. stapt!
  3. gestapt
  4. stappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stappen [de ~] nomen, plural

  1. de stappen (voetstappen; treden; passen; schreden)
    fotsteg; steg; fotspår

Translation Matrix for stappen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fotspår passen; schreden; stappen; treden; voetstappen voetspoor; voetstap
fotsteg passen; schreden; stappen; treden; voetstappen voetplank; voetstap
steg passen; schreden; stappen; treden; voetstappen autoped; avance; loopvlak; pas; schrede; stap; step; toenadering; traptrede; tred; trede; tree
VerbRelated TranslationsOther Translations
ruckla de hort op gaan; stappen; uitgaan
rumla de hort op gaan; stappen; uitgaan
vara ute och festa de hort op gaan; stappen; uitgaan
åka vidare gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen

Related Words for "stappen":


Related Definitions for "stappen":

  1. telkens je ene voet voor de andere zetten1
    • hij stapte door de deur naar buiten1
  2. uitgaan naar cafés1
    • we gaan vanavond lekker stappen1

Wiktionary Translations for stappen:


Cross Translation:
FromToVia
stappen walk — move on the feet

External Machine Translations:

Related Translations for stap