Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. stapeltje:
  2. stapel:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stapeltje from Dutch to Swedish

stapeltje:

stapeltje [het ~] nomen

  1. het stapeltje (hoopje)

Translation Matrix for stapeltje:

NounRelated TranslationsOther Translations
liten hög hoopje; stapeltje

Related Words for "stapeltje":


stapeltje form of stapel:

stapel [de ~ (m)] nomen

  1. de stapel (opeenhoping; accumulatie; ophoping; hoop; opeenstapeling)
    ansamling
  2. de stapel (hoop; opeenstapeling; opstapeling)
    hög; trave
  3. de stapel
    lek
    • lek [-en] nomen
  4. de stapel

Translation Matrix for stapel:

NounRelated TranslationsOther Translations
ansamling accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel accumulatie; agglomeratie; cumulatie; cumuleren; massa; opeenhopen; opeenhoping; ophoping; opstapelen; selectie; sortering; stel; verzameling
hög hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel heipaal; schelf; stapeling; terp
lek stapel gedonderjaag; geravot; gestoei; marge; speelruimte; spel; speling; stoeierij; stoeipartij
trave hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel schelf; stapeling
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
stack-ikon stapel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
hög hard; hoog; hoog geplaatst; hooggelegen; luid; luid klinkend; rijzig

Related Words for "stapel":


Wiktionary Translations for stapel:

stapel
noun
  1. een gestructureerde hoop spullen

Cross Translation:
FromToVia
stapel hög pile — heap
stapel avvikande aberrant — Qui diffère de la normale.
stapel dåraktig; förryckt; galen; stollig; tok; tokig; vansinnig; vriden fou — Traductions à trier suivant le sens.
stapel hop; mängd masseamas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.