Dutch
Detailed Translations for stempel from Dutch to Swedish
stempel:
-
de stempel (inktstempel; zegel)
Translation Matrix for stempel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
kontrollstämpel | inktstempel; stempel; zegel | controlestempel; keurmerk; keurstempel; kwaliteitsmerk; waarmerk |
stämpel | inktstempel; stempel; zegel | pons; zegels |
Related Words for "stempel":
stempel form of stempelen:
-
stempelen (afstempelen; stempel opdrukken)
-
stempelen (uitkering krijgen; steun trekken)
stämpla; leva på arbetslöshetsersättning-
leva på arbetslöshetsersättning verb (lever på arbetslöshetsersättning, levde på arbetslöshetsersättning, levt på arbetslöshetsersättning)
Conjugations for stempelen:
o.t.t.
- stempel
- stempelt
- stempelt
- stempelen
- stempelen
- stempelen
o.v.t.
- stempelde
- stempelde
- stempelde
- stempelden
- stempelden
- stempelden
v.t.t.
- heb gestempeld
- hebt gestempeld
- heeft gestempeld
- hebben gestempeld
- hebben gestempeld
- hebben gestempeld
v.v.t.
- had gestempeld
- had gestempeld
- had gestempeld
- hadden gestempeld
- hadden gestempeld
- hadden gestempeld
o.t.t.t.
- zal stempelen
- zult stempelen
- zal stempelen
- zullen stempelen
- zullen stempelen
- zullen stempelen
o.v.t.t.
- zou stempelen
- zou stempelen
- zou stempelen
- zouden stempelen
- zouden stempelen
- zouden stempelen
en verder
- ben gestempeld
- bent gestempeld
- is gestempeld
- zijn gestempeld
- zijn gestempeld
- zijn gestempeld
diversen
- stempel!
- stempelt!
- gestempeld
- stempelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
stempelen (afstempelen)
avstämplande-
avstämplande nomen
-
-
stempelen (stempeling)
stämpla av-
stämpla av nomen
-
Translation Matrix for stempelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
avstämplande | afstempelen; stempelen | |
stämpla av | stempelen; stempeling | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
leva på arbetslöshetsersättning | stempelen; steun trekken; uitkering krijgen | |
stämpla | afstempelen; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen; steun trekken; uitkering krijgen | beplakken; intrigeren; keurmerken; konkelen; kuipen; slecht voorstellen; stempel drukken op; verketteren |