Dutch

Detailed Translations for stoker from Dutch to Swedish

stoker:

stoker [de ~ (m)] nomen

  1. de stoker (distilleerder; korenbrander)
  2. de stoker (stokebrand; agitator; opruier; intrigant; opstoker)
    rebell; provokatör; uppviglare; orosstiftare; hetsare
  3. de stoker (tweedrachtzaaier; intrigant)
    bråkmakare

Translation Matrix for stoker:

NounRelated TranslationsOther Translations
brännvinsbrännare distilleerder; korenbrander; stoker
bråkmakare intrigant; stoker; tweedrachtzaaier druktemaker; haantje; herrieschopper; kabaalmaker; kemphaan; lawaaimaker; levenmaker; nozem; onruststoker; querulant; rouwdouwer; ruw iemand; ruziemaker; ruzieschopper; ruziezoeker; twiststoker; twistzoeker; vechter; zenuwlijder
destillator distilleerder; korenbrander; stoker
hembrännare distilleerder; korenbrander; stoker
hetsare agitator; intrigant; opruier; opstoker; stokebrand; stoker treiter
orosstiftare agitator; intrigant; opruier; opstoker; stokebrand; stoker druktemaker; herrieschopper; oproerkraaier; rustverstoorder; stokebrand; stokebranden; zenuwlijder
provokatör agitator; intrigant; opruier; opstoker; stokebrand; stoker
rebell agitator; intrigant; opruier; opstoker; stokebrand; stoker opstandeling; opstandelinge; rebel; rebelle
uppviglare agitator; intrigant; opruier; opstoker; stokebrand; stoker gebroed; gespuis; herrieschopper; oproerkraaier; provocateur; rustverstoorder; stokebrand; stokebranden

Related Words for "stoker":

  • stokers