Summary
Dutch
Detailed Translations for straal from Dutch to Swedish
straal:
-
de straal (straalbundel; stralenbundel)
strålknippe-
strålknippe nomen
-
Translation Matrix for straal:
Noun | Related Translations | Other Translations |
strålknippe | straal; straalbundel; stralenbundel |
Related Words for "straal":
Wiktionary Translations for straal:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• straal | → stråle | ↔ beam — ray |
• straal | → stråle | ↔ jet — stream of fluid |
• straal | → stråle | ↔ ray — beam of light or radiation |
• straal | → stråle | ↔ ray — mathematics: line extending indefinitely in one direction from a point |
• straal | → streck; strimla; strimma | ↔ raie — ligne tracer sur une surface. |
stralen:
-
stralen (fonkelen; schijnen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen)
-
stralen (licht uitzenden; blaken)
-
stralen (licht schijnen)
Conjugations for stralen:
o.t.t.
- straal
- straalt
- straalt
- stralen
- stralen
- stralen
o.v.t.
- straalde
- straalde
- straalde
- straalden
- straalden
- straalden
v.t.t.
- ben gestraald
- bent gestraald
- is gestraald
- zijn gestraald
- zijn gestraald
- zijn gestraald
v.v.t.
- was gestraald
- was gestraald
- was gestraald
- waren gestraald
- waren gestraald
- waren gestraald
o.t.t.t.
- zal stralen
- zult stralen
- zal stralen
- zullen stralen
- zullen stralen
- zullen stralen
o.v.t.t.
- zou stralen
- zou stralen
- zou stralen
- zouden stralen
- zouden stralen
- zouden stralen
diversen
- straal!
- straalt!
- gestraald
- stralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze