Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. struiken:
  2. struik:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for struiken from Dutch to Swedish

struiken:

struiken [de ~] nomen, plural

  1. de struiken (heesters)
    buskar
  2. de struiken (struikgewas; struweel)
    snår; buske; småskog

Translation Matrix for struiken:

NounRelated TranslationsOther Translations
buskar heesters; struiken bosje; heester; struik; struikgewas
buske struiken; struikgewas; struweel bosjes; schepel; struikjes
småskog struiken; struikgewas; struweel
snår struiken; struikgewas; struweel kreupelbos; kreupelhout

Related Words for "struiken":


struiken form of struik:

struik [de ~ (m)] nomen

  1. de struik (heester; bosje)
    buskar

Translation Matrix for struik:

NounRelated TranslationsOther Translations
buskar bosje; heester; struik heesters; struiken; struikgewas

Related Words for "struik":


Wiktionary Translations for struik:


Cross Translation:
FromToVia
struik buske bush — category of woody plant
struik buskage Gebüsch — ein einzelner oder eine Ansammlung von Busch, kleinen Baum, ein kleines Gehölz
struik buske arbustearbrisseau qui n’atteindre que très peu de hauteur.