Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. tafel:
  2. tafelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tafel from Dutch to Swedish

tafel:

tafel [de ~ (m)] nomen

  1. de tafel (eettafel)
    – horizontaal blad op poten 1
    middagsbord

tafel [de ~] nomen

  1. de tafel (tabel; lijst)
    – lijst van uitkomsten van regelmatige vermenigvuldiging 1
    bord

Translation Matrix for tafel:

NounRelated TranslationsOther Translations
bord lijst; tabel; tafel
middagsbord eettafel; tafel

Related Words for "tafel":


Related Definitions for "tafel":

  1. horizontaal blad op poten1
    • in het midden van de kamer stond een ronde tafel1
  2. lijst van uitkomsten van regelmatige vermenigvuldiging1
    • de tafel van drie begint met: een maal drie is drie, twee maal drie is ....1

Wiktionary Translations for tafel:


Cross Translation:
FromToVia
tafel bord TischMöbelstück, das aus einer Platte mit vier oder drei Beinen oder mittigen Standfuß besteht
tafel bord table — item of furniture
tafel tabell table — collection of arithmetic calculations
tafel tabell liste — désuet|fr bande, bordure.
tafel bord table — Meuble, surface plane sur pieds
tafel tabell tableau — peinture|fr peinture déplaçable exécuter sur un panneau de bois, sur une plaque de cuivre, sur une toile tendue sur un châssis, etc.

tafel form of tafelen:

tafelen verb (tafel, tafelt, tafelde, tafelden, getafeld)

  1. tafelen (dineren; uitgebreid eten)
    äta ute; supera; dinera
    • äta ute verb (äter ute, åt ute, ätit ute)
    • supera verb (superar, superade, superat)
    • dinera verb (dinerar, dinerade, dinerat)

Conjugations for tafelen:

o.t.t.
  1. tafel
  2. tafelt
  3. tafelt
  4. tafelen
  5. tafelen
  6. tafelen
o.v.t.
  1. tafelde
  2. tafelde
  3. tafelde
  4. tafelden
  5. tafelden
  6. tafelden
v.t.t.
  1. heb getafeld
  2. hebt getafeld
  3. heeft getafeld
  4. hebben getafeld
  5. hebben getafeld
  6. hebben getafeld
v.v.t.
  1. had getafeld
  2. had getafeld
  3. had getafeld
  4. hadden getafeld
  5. hadden getafeld
  6. hadden getafeld
o.t.t.t.
  1. zal tafelen
  2. zult tafelen
  3. zal tafelen
  4. zullen tafelen
  5. zullen tafelen
  6. zullen tafelen
o.v.t.t.
  1. zou tafelen
  2. zou tafelen
  3. zou tafelen
  4. zouden tafelen
  5. zouden tafelen
  6. zouden tafelen
en verder
  1. ben getafeld
  2. bent getafeld
  3. is getafeld
  4. zijn getafeld
  5. zijn getafeld
  6. zijn getafeld
diversen
  1. tafel!
  2. tafelt!
  3. getafeld
  4. tafelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tafelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dinera dineren; tafelen; uitgebreid eten
supera dineren; tafelen; uitgebreid eten
äta ute dineren; tafelen; uitgebreid eten

External Machine Translations:

Related Translations for tafel