Dutch
Detailed Translations for tegenwerpen from Dutch to Swedish
tegenwerpen:
-
tegenwerpen (tegenspreken; protesteren; weerspreken)
-
tegenwerpen (tegenspreken; opponeren)
Conjugations for tegenwerpen:
o.t.t.
- werp tegen
- werpt tegen
- werpt tegen
- werpen tegen
- werpen tegen
- werpen tegen
o.v.t.
- wierp tegen
- wierp tegen
- wierp tegen
- wierpen tegen
- wierpen tegen
- wierpen tegen
v.t.t.
- heb tegengeworpen
- hebt tegengeworpen
- heeft tegengeworpen
- hebben tegengeworpen
- hebben tegengeworpen
- hebben tegengeworpen
v.v.t.
- had tegengeworpen
- had tegengeworpen
- had tegengeworpen
- hadden tegengeworpen
- hadden tegengeworpen
- hadden tegengeworpen
o.t.t.t.
- zal tegenwerpen
- zult tegenwerpen
- zal tegenwerpen
- zullen tegenwerpen
- zullen tegenwerpen
- zullen tegenwerpen
o.v.t.t.
- zou tegenwerpen
- zou tegenwerpen
- zou tegenwerpen
- zouden tegenwerpen
- zouden tegenwerpen
- zouden tegenwerpen
en verder
- ben tegengeworpen
- bent tegengeworpen
- is tegengeworpen
- zijn tegengeworpen
- zijn tegengeworpen
- zijn tegengeworpen
diversen
- werp tegen!
- werpt tegen!
- tegengeworpen
- tegenwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze