Dutch
Detailed Translations for toegaan from Dutch to Swedish
toegaan:
-
toegaan
Conjugations for toegaan:
o.t.t.
- ga toe
- gaat toe
- gaat toe
- gaan toe
- gaan toe
- gaan toe
o.v.t.
- ging toe
- ging toe
- ging toe
- gingen toe
- gingen toe
- gingen toe
v.t.t.
- ben toegegaan
- bent toegegaan
- is toegegaan
- zijn toegegaan
- zijn toegegaan
- zijn toegegaan
v.v.t.
- was toegegaan
- was toegegaan
- was toegegaan
- waren toegegaan
- waren toegegaan
- waren toegegaan
o.t.t.t.
- zal toegaan
- zult toegaan
- zal toegaan
- zullen toegaan
- zullen toegaan
- zullen toegaan
o.v.t.t.
- zou toegaan
- zou toegaan
- zou toegaan
- zouden toegaan
- zouden toegaan
- zouden toegaan
diversen
- ga toe!
- gat toe!
- toegegaan
- toegaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toegaan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hända | toegaan | aflopen; gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; tot stand komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorkomen; zich voordoen |
ske | toegaan | aflopen; gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; tot stand komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan |