Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. toeval:
  2. toevallen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for toeval from Dutch to Swedish

toeval:

toeval [de ~ (m)] nomen

  1. de toeval (toevalligheid)

Translation Matrix for toeval:

NounRelated TranslationsOther Translations
sammanträffande toeval; toevalligheid samenloop
tillfällighet toeval; toevalligheid

Related Words for "toeval":


Wiktionary Translations for toeval:

toeval
noun
  1. een gebeurtenis of omstandigheid die vooraf niet te voorzien of niet te berekenen is geweest

Cross Translation:
FromToVia
toeval anfall; utbrott access — onset, attack or fit of disease
toeval slump chance — random occurrence
toeval slump; tillfällighet hasard — Fortune, sort, destin ; cas fortuit, imprévu

toevallen:

toevallen verb (val toe, valt toe, viel toe, vielen toe, toegevallen)

  1. toevallen (ten deel vallen; toekomen)
    tillkomma; tillfalla
    • tillkomma verb (tillkommer, tillkomm, tillkommit)
    • tillfalla verb (tillfaller, tillföll, tillfallit)
  2. toevallen (dichtvallen; zich sluiten; dichtgaan)
    stänga; slå igen
    • stänga verb (stänger, stängde, stängt)
    • slå igen verb (slår igen, slog igen, slagit igen)

Conjugations for toevallen:

o.t.t.
  1. val toe
  2. valt toe
  3. valt toe
  4. vallen toe
  5. vallen toe
  6. vallen toe
o.v.t.
  1. viel toe
  2. viel toe
  3. viel toe
  4. vielen toe
  5. vielen toe
  6. vielen toe
v.t.t.
  1. ben toegevallen
  2. bent toegevallen
  3. is toegevallen
  4. zijn toegevallen
  5. zijn toegevallen
  6. zijn toegevallen
v.v.t.
  1. was toegevallen
  2. was toegevallen
  3. was toegevallen
  4. waren toegevallen
  5. waren toegevallen
  6. waren toegevallen
o.t.t.t.
  1. zal toevallen
  2. zult toevallen
  3. zal toevallen
  4. zullen toevallen
  5. zullen toevallen
  6. zullen toevallen
o.v.t.t.
  1. zou toevallen
  2. zou toevallen
  3. zou toevallen
  4. zouden toevallen
  5. zouden toevallen
  6. zouden toevallen
diversen
  1. val toe!
  2. valt toe!
  3. toegevallen
  4. toevalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toevallen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
slå igen dichtgaan; dichtvallen; toevallen; zich sluiten dichtgooien; dichtslaan; dichtwerpen
stänga dichtgaan; dichtvallen; toevallen; zich sluiten afsluiten; dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; verwijderen
tillfalla ten deel vallen; toekomen; toevallen
tillkomma ten deel vallen; toekomen; toevallen

Related Words for "toevallen":


Related Translations for toeval