Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. trefwoorden:
  2. trefwoord:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for trefwoorden from Dutch to Swedish

trefwoorden:

trefwoorden [de ~] nomen, plural

  1. de trefwoorden (steekwoorden)

Translation Matrix for trefwoorden:

NounRelated TranslationsOther Translations
nyckelord steekwoorden; trefwoorden sleutelwoord; steekwoord; trefwoord

Related Words for "trefwoorden":


trefwoord:

trefwoord [het ~] nomen

  1. het trefwoord
  2. het trefwoord

Translation Matrix for trefwoord:

NounRelated TranslationsOther Translations
huvudord trefwoord
nyckelord trefwoord sleutelwoord; steekwoord; steekwoorden; trefwoorden

Related Words for "trefwoord":


Wiktionary Translations for trefwoord:


Cross Translation:
FromToVia
trefwoord artikel; uppslagsord; uppslag entry — article in a dictionary or encyclopedia
trefwoord nyckelord; uppslagsord StichwortPlural 1: Wort, das man in einem Wörterbuch alphabetisch oder nach anderen Kriterien geordnet auffinden kann und erläutert ist oder einen Textverweis enthält