Summary
Dutch
Detailed Translations for trilt from Dutch to Swedish
trillen:
Conjugations for trillen:
o.t.t.
- tril
- trilt
- trilt
- trillen
- trillen
- trillen
o.v.t.
- trilde
- trilde
- trilde
- trilden
- trilden
- trilden
v.t.t.
- heb getrild
- hebt getrild
- heeft getrild
- hebben getrild
- hebben getrild
- hebben getrild
v.v.t.
- had getrild
- had getrild
- had getrild
- hadden getrild
- hadden getrild
- hadden getrild
o.t.t.t.
- zal trillen
- zult trillen
- zal trillen
- zullen trillen
- zullen trillen
- zullen trillen
o.v.t.t.
- zou trillen
- zou trillen
- zou trillen
- zouden trillen
- zouden trillen
- zouden trillen
en verder
- ben getrild
- bent getrild
- is getrild
- zijn getrild
- zijn getrild
- zijn getrild
diversen
- tril!
- trilt!
- getrild
- trillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for trillen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
gunga | schommel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bulta | kloppen; lillen; trillen | beuken; fijnwrijven; hameren; hengsten; kloppen met een hamer; rammen; stompen |
gunga | beven; schudden; trillen | bengelen; deinen; golven; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken |
skaka | beven; schudden; trillen; vibreren | beven; bibberen; griezelen; gruwen; heen en weer bewegen; huiveren; klappertanden; kleumen; koulijden; omschudden; schudden; sidderen; stuiptrekken |
vibrera | trillen; vibreren | heen en weer bewegen; schudden |
Synonyms for "trillen":
Related Definitions for "trillen":
Wiktionary Translations for trillen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trillen | → skaka | ↔ beben — sich durch äußere, physikalische Einwirkung erschüttern, heftig zittern, vibrieren |
• trillen | → darra; skaka | ↔ zittern — kleine, unkontrollierte, wiederholte Hin- und Herbewegungen ausführen |
• trillen | → bäva; dallra; darra; skälva | ↔ trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général) |
• trillen | → dallra | ↔ vibrer — Faire des vibrations |